Skip to main content
Category

Preken

Zondag 1 juni: 7e zondag van Pasen (C)

By Preken

Dierbare broeders en zusters in Christus,

Er bestaat een oud en ontroerend verhaal over Jezus na zijn Hemelvaart. Toen Hij terugkeerde naar de hemel, werd Hij verwelkomd door de engelen. Ze vroegen nieuwsgierig naar zijn werk op aarde. Jezus vertelde hen over zijn geboorte, zijn leven onder de mensen, zijn prediking, zijn lijden, dood en verrijzenis – en hoe Hij de verlossing van de wereld tot stand had gebracht.

Toen stelde de engel Gabriël een indringende vraag: “En nu U terug bent, wie zet uw werk voort?” Jezus antwoordde: “Ik heb op aarde een groep mensen verzameld die in Mij geloofden en van Mij hielden. Zij zullen mijn werk voortzetten.” De engel Gabriël fronste zijn wenkbrauwen en zei: “U bedoelt Petrus, die U driemaal verloochende? En de anderen, die U in de steek lieten bij het kruis? Wat als ze falen? Heeft U een plan B?” En Jezus antwoordde eenvoudig: “Ik heb geen ander plan. Het moet slagen.”

Dát, broeders en zusters, is de kern van deze zevende zondag van Pasen: Jezus rekent op ons. Hij vertrouwt ons zijn zending toe. Hij heeft geen plan B – wij zijn zijn plan A.

In de eerste lezing uit de Handelingen van de Apostelen hoorden we hoe Jezus zijn leerlingen opdraagt om in Jeruzalem te blijven wachten op de komst van de Heilige Geest. Niet om stil te zitten, maar om zich voor te bereiden, om innerlijk te groeien, om gesterkt te worden voor de taak die hen wacht: zijn getuigen zijn tot aan de uiteinden van de aarde.

Dat wachten op Pinksteren is geen leeg wachten, geen passieve tijd. De leerlingen zijn samen, in gebed, in verbondenheid. Ze bereiden zich actief voor. En voor precies datzelfde worden ook wij uitgenodigd te doen in deze dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren: bidden, verdiepen, groeien.

De evangelielezing van vandaag laat ons Jezus zien in zijn hogepriesterlijk gebed. Het is een intiem moment vlak voor zijn lijden, waarin Hij niet voor zichzelf bidt, maar voor zijn leerlingen: “Heilige Vader, bewaar hen in uw Naam… opdat zij één mogen zijn zoals Wij.” Hij bidt om eenheid, om kracht, om bescherming. Niet om hen weg te nemen uit de wereld, maar om hen te bewaren in de wereld, als licht en zout. Zij staan symbool voor verandering, verbetering en een positieve uitstraling.

Hoe actueel is dat gebed in onze tijd! Ook wij leven in een verdeelde, onrustige wereld. Ook wij worden niet weggeroepen uit deze wereld, maar juist gezonden ín de wereld – gezonden om het verschil te maken, door hoe wij leven, hoe wij geloven, hoe wij liefhebben. Zonder liefde zouden wij wegkwijnen, daarom zijn wij allemaal geroepen om Gods Liefde uit te stralen, uit te dragen en voor te leven.

En dat vraagt moed. Want net als de eerste leerlingen zijn ook wij niet perfect. We twijfelen, we maken fouten, we vluchten soms weg van ons geloof. En toch zegt Jezus tegen ieder van ons: “Ik reken op jou. Jij bent mijn plan.”

Hoe doen wij dat in de praktijk?

Door getuigen te zijn, niet alleen met woorden, maar vooral met ons leven. Er is een wezenlijk verschil tussen prediken en verkondigen. Prediken doe je met woorden; verkondigen doe je met je daden. Ons geloof moet zichtbaar zijn in hoe we omgaan met anderen, hoe we keuzes maken, hoe we omgaan met rechtvaardigheid, met vergeving, met hoop.

We worden ook geroepen om leerlingen van Jezus te blijven – steeds groeiend in geloof. Door gebed, de sacramenten, en vooral door liefdevolle dienstbaarheid. Zo worden we levende instrumenten van zijn boodschap.

De Hemelvaart van Jezus is geen afscheid, maar een doorgang. Het is niet het einde, maar het begin van onze zending. Vandaag bevinden we ons liturgisch op een kruispunt: tussen Hemelvaart en Pinksteren, tussen belofte en vervulling. We worden uitgenodigd om net als de leerlingen ons hart te openen, samen te bidden, ons te laten vullen met de Geest van God.

Want Jezus heeft geen plan B. Hij rekent ons op. Amen.

Kapelaan Siju

25-5-2025: 6e Zondag van Pasen (Jaar C)

By Preken

Broeders en zusters in Christus, Na Pasen breekt voor velen van ons een drukke periode aan. Mijn agenda vult zich in deze weken versneld: voorbereidingen voor de Eerste Communie, het Vormsel, vergaderingen, pastorale gesprekken, liturgische vieringen – alles lijkt samen te komen in de vijftig dagen tussen Pasen en Pinksteren.

En soms, als ik naar die volle agenda kijk, stel ik mezelf de vraag: Wat zou er eigenlijk op de agenda van Jezus hebben gestaan na zijn verrijzenis? Wat stond er op zijn hemelse planning in de weken tussen Pasen en Hemelvaart?

Vandaag, op deze zesde zondag van Pasen en vlak voor Hemelvaart, mogen we daar samen bij stilstaan. Want ook voor Jezus was het geen rustige periode. Na zijn lijden en dood volgde geen welverdiende vakantie. Nee, Hij stond vroeg op – letterlijk én figuurlijk.

De eerste grote taak: opstaan uit de dood. Niet symbolisch, niet figuurlijk, maar werkelijk. Hij stond op uit het graf, uit de schaduw van de dood. Een onvoorstelbaar moment, een keerpunt in de geschiedenis van de mensheid. Maar tegelijk ook: het begin van een nieuwe missie.

Na zijn opstanding begon Jezus aan een reeks van ontmoetingen. Hij zocht zijn leerlingen op – niet zomaar om even ‘hallo’ te zeggen, maar om hen te troosten, te bemoedigen en te onderrichten. Denk aan Maria Magdalena bij het graf. Aan de Emmaüsgangers. Aan de leerlingen in de bovenzaal. En ja, arme Jezus – Hij moest zelfs nog een keer terugkomen voor Tomas, die er de eerste keer niet bij was. Tomas wilde zien en voelen. En Jezus? Hij kwam speciaal voor hem. Zó groot is zijn liefde: Hij keert terug voor de twijfelaar.

In een latere ontmoeting, aan het meer van Galilea, stond een belangrijk punt op de agenda: de aanstelling van een herder voor zijn Kerk. Jezus sprak Petrus aan – de man die Hem driemaal had verloochend en nog vol schuld zat. Drie keer vroeg Jezus: “Heb je Mij lief?” En drie keer gaf Petrus, misschien onzeker maar oprecht, zijn antwoord: “Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.”

Daarmee werd Petrus niet alleen hersteld, maar ook aangesteld. Jezus gaf hem de opdracht: “Weid mijn schapen.” Een geestelijk leider werd geboren. Of, in pauselijke taal: Habemus papam – we hebben een paus.

Daarna volgden weken van onderwijs en vorming. Geen colleges met PowerPoint, maar echte gesprekken, levensechte lessen. Jezus bereidde zijn leerlingen voor op de toekomst zonder zijn zichtbare aanwezigheid. Hoe blijf je één als gemeenschap? Hoe houd je de liefde levend? Hoe blijf je sterk in een vijandige wereld?

In het evangelie van vandaag horen we Jezus’ laatste woorden vóór zijn hemelvaart. Geen strenge geboden, geen afscheid met afstand, maar drie tedere beloften. Zoals een meester die zijn leerlingen loslaat, spreekt Hij woorden van liefde en vertrouwen.

  1. “Vrede laat Ik u na, mijn vrede geef Ik u.”
    Niet de oppervlakkige rust van de wereld, maar Zijn eigen vrede – diepgaand, blijvend, geworteld in de overwinning op de dood. Een vrede die standhoudt, ook in storm en verwarring. Hoezeer hebben wij die vrede nodig, in een wereld vol lawaai, stress en verdeeldheid?
  2. “De Heilige Geest zal u alles leren en u herinneren aan alles wat Ik u gezegd heb.”
    Wij hoeven het niet allemaal zelf te kunnen of te begrijpen. De Geest komt als Trooster, als Leraar, als Innerlijke Gids. Als wij ons in stilte naar binnen keren en met onze geest naar God richten, zijn de ingevingen vol liefdevolle inspiratie die hierzonder niet voor te stellen is.
  3. “Ik kom terug.”
    Geen vaag afscheid. Geen ‘tot ziens misschien ooit’. Nee:“Ik kom terug.”Dat is het grote vooruitzicht dat wij vieren met Hemelvaart en Pinksteren. Hij gaat naar de Vader, maar niet om afstand te nemen – juist om dichterbij te kunnen zijn. Niet meer beperkt door tijd of ruimte, maar aanwezig in elke eucharistie, in elk gebed, in elk hart dat open is. In de verbinding met Zijn overgave aan het lijden voor ons, mogen we elkaar van hart tot hart ontmoeten en onze zorgen met Hem delen.

En dan komt de vraag aan ons: Wat staat er op onze agenda? Waar vullen wij onze dagen mee?

De agenda van Jezus was volledig gericht op anderen: troosten, onderwijzen, zenden, vrede brengen, liefhebben. Zijn werk is nog niet voltooid – en nu zijn wíj zijn handen, zijn stem, zijn hart in deze wereld.
Misschien zit uw agenda ook overvol. Maar durven we, juist dan, elke dag een moment te nemen om te vragen: “Heer, wat wilt U vandaag doen – in mij, en door mij heen?” Waar kan ik uw liefde doorgeven?

Broeders en zusters, de Paastijd is nog niet voorbij. Hemelvaart en Pinksteren komen eraan. Maar vandaag, op deze zesde zondag van Pasen, spreekt Jezus ons bemoedigend toe: “Ik geef je mijn vrede, Ik geef je mijn Geest, en Ik kom terug.”
Dat is de hoop van ons geloof. Dat is de kracht van onze zending. En dat is de diepe vreugde die ook onze communiekinderen vandaag leren kennen: dat Jezus leeft, werkt, en gaat elke dag opnieuw met jullie mee. Amen.

Kapelaan Siju.

Zondag 11-5-2025: 4e zondag van Pasen C

By Preken

Een paar jaar geleden vertelde een collega van mij, een priester uit India, een bijzondere gebeurtenis die hij meemaakte in zijn parochie. Tijdens een zomerse catecheseles organiseerden ze een wedstrijd voor de kinderen. Elk kind moest een Bijbelvers opzeggen. Wie het goed deed, kreeg een klein prijsje.

Een jongetje kwam naar voren, maar bleef zwijgend staan. Hij schoof zenuwachtig met zijn voeten, keek naar beneden en zag er duidelijk gespannen uit. Hij kon zich zijn tekst niet herinneren. Zijn moeder zat op de eerste rij en probeerde te helpen. Ze gebaarde en vormde de woorden met haar lippen, maar het hielp niet. Het geheugen van haar zoon bleef leeg. Uiteindelijk boog ze zich naar voren en fluisterde zacht het begin van de zin: “Ik ben het licht der wereld.” Het jongetje begon te stralen. Hij hief zijn hoofd op en zei met overtuiging en een luide stem: “Mijn moeder is het licht der wereld.”

Iedereen lachte hartelijk en we lieten het maar zo. Want eigenlijk had het kind iets heel dieps gezegd.

Beste mensen, vandaag horen we in het Evangelie Jezus zeggen: “Mijn schapen luisteren naar mijn stem; Ik ken ze, en zij volgen Mij.” Hij spreekt als de Goede Herder, degene die zijn leven geeft voor zijn schapen, die hen kent, beschermt, en nooit laat gaan. Toen ik dit Evangelie las, dacht ik: hoe zou het zijn om deze woorden te horen door de ogen van een moeder?

Moeders kennen hun kinderen op een unieke manier. Niemand kent je zoals je moeder dat doet. Ik herinner me een moment uit mijn jeugd: als iemand tegen mijn moeder zei dat ik een goede zoon was, glimlachte ze alleen. Want zij alleen wist hoe zwaar het werkelijk was om mij op te voeden. Moeders zien wat anderen niet zien. Ze herkennen de stem van hun kind in een drukke ruimte. Ze voelen aan wanneer er iets niet klopt, zelfs zonder woorden. En ze zouden zonder aarzeling alles geven voor het welzijn van hun kind. Die diepe, persoonlijke verbondenheid dat is de liefde waar Jezus vandaag over spreekt. Niet een abstracte liefde, maar een concrete, levende liefde die draagt, verzorgt en beschermt.

Op deze vierde zondag van Pasen vieren we traditioneel Jezus als de Goede Herder. Dat dit samenvalt met Moederdag is geen toeval. De zorg, tederheid en trouw van een moeder weerspiegelen iets van het mysterie van Gods liefde. Als je ooit hebt gezien hoe een moeder ’s nachts opstaat voor een ziek kind, hoe ze haar eigen vermoeidheid opzij zet om haar gezin gelukkig te maken, of hoe ze haar kind in alle stilte begeleidt naar volwassenheid, dan begrijp je iets van de woorden: “Ik ken ze, en zij volgen Mij.”

En omgekeerd herkennen ook kinderen de stem van hun moeder. Net zoals Jezus zegt: “Mijn schapen luisteren naar mijn stem.” In de stem van een moeder klinkt veiligheid door, vertrouwdheid, en liefde. Jezus zegt niet dat zijn volgelingen Hem herkennen aan zijn wonderen of grootse daden, maar aan zijn stem, aan zijn nabijheid en zijn tederheid.

Het jongetje uit het verhaal wist zijn tekst niet meer. Maar hij wist wie voor hem stond: zijn moeder. De vrouw die hem kende en liefhad. “Mijn moeder is het licht der wereld,” zei hij. Een vergissing misschien, maar ook een diepe waarheid. Want moeders zijn vaak het eerste licht dat een kind ziet, de eerste stem die vertrouwen geeft, de eerste gids op de weg van het leven.

Beste mensen, vandaag mogen we stilstaan bij die mensen die als herder in ons leven zijn geweest, en vaak zijn dat moeders. In het gezin, in de gemeenschap, biologisch of geestelijk: moeders zijn vaak de eerste die ons helpen de stem van Jezus te leren herkennen.

Maar er is nog een andere kant. Jezus zegt ook: “Niemand zal hen uit mijn hand roven.” Wat een belofte! Moeders (en vaders!) maken zich zorgen: zal het goed gaan met mijn kind? Is hij/zij veilig? Jezus zegt: “Ik geef hun eeuwig leven. Ze zullen nooit verloren gaan.” Hij lijkt tegen iedere ouder te zeggen: je hoeft hen niet alleen te dragen. Mijn handen zijn sterker dan alles. Daar zijn ze voorgoed veilig.

Laten we vandaag, terwijl we onze moeders eren, ook danken voor Jezus, de Goede Herder. En laten we Hem vragen dat wij zijn stem blijven horen, dat we leren kijken met zijn ogen, en liefhebben met zijn hart, zoals een moeder dat doet. Amen.

Kapelaan Siju.

Zondag 4 mei 2025: 3e Zondag van Pasen C 2025

By Preken

Lezingen: Handelingen 5, 27b-32.40b-41; Openbaring 5, 11-14; Johannes 21, 1-19 (of 1-41).

Wij, mensen houden van zekerheid. De meeste werkenden, bv. kiezen voor een vaste, zekere baan en veranderen pas, als ze zeker zijn er beter van te worden. Als we online aankopen doen willen we er zeker van zijn dat we wat we besteld hebben ook ontvangen zoals het is aangekondigd. (Ik begrijp uit het nieuws dat er problemen als het geleverde niet naar wens is en men het  terug wil sturen). We sluiten notariële contracten af bij koop of huur van huizen af; de rechterlijke macht dient onze zekerheid. Toch is zekerheid vaak gekoppeld aan vertrouwen. Van vrienden zijn we zeker omdat we ze vertrouwen; mensen gaan een huwelijk aan omdat ze elkaar in de periode van kennismaking hebben leren vertrouwen, zodanig dat ze verder samen door het leven willen gaan. Ieder van ons kan voor zichzelf invullen hoe ver het verlangen naar zekerheid gaat.     De laatste jaren is ons verlangen naar zekerheid-vertrouwen onder druk komen te staan. Daarbij wordt menigmaal de vraag gesteld: van wie of waarvan kan ik op aan? Wie kan ik vertrouwen. Dat geldt in het groot (denk aan de wereldpolitiek) en in het klein, in situaties waarin we leven.

Bij de leerlingen van Jezus speelt de vraag naar zekerheid na Pasen een rol. Hun leermeester een man van  ruimte in de benauwende godsdienstige situatie van die tijd en weldoener van mensen, was ter dood gebracht. De leerlingen moesten, een illusie armer, opnieuw hun weg zoeken in een hen vijandige wereld. Er waren weliswaar verhalen van verschijningen van Jezus na Pasen als zou Hij leven. Maar de leerlingen wilden graag zekerheid, dat de Jezus van na Pasen dezelfde was als de Jezus, die ze in levende lijve hebben meegemaakt en aan wie ze zich hebben toevertrouwd. Zo weigert leerling Thomas te geloven als hij niet de littekens van de wonden kan zien en voelen die Jezus overhield van zijn marteldood aan het kruis. De leerlingen worden op hun wenken bediend. Jezus is dezelfde, maar na Pasen ook anders, onttrokken aan kwaad en dood. Maar, Hij laat zich zien; hij laat zijn littekens aanraken, Hij eet met hen aan de oever van het meer, m.a.w. Hij is dezelfde Jezus vóór en na Pasen. Bovendien vraagt Hij de leerlingen zijn werk in woord en daad voort te zetten. De overvloed van de door hen gevangen vissen -naar het Evangelie van vandaag geven het perspectief aan van de groei van het christelijke geloven over heel de wereld . De leerlingen leggen getuigenis af voor de Hoge Raad. Ze brengen Jezus’ Evangelie onder  woorden, zij genezen zieken, zoals Jezus en bevrijden mensen van hun boze geesten. Ze vertrouwen zich opnieuw Jezus toe, maar nu op een krachtige manier in tegenstelling tot hun gedrag tijdens de dagen van Jezus’ lijden toen ze Hem in de steek gelaten hadden. Nu volgen ze Hem zelfs in zijn lijden na, als ze door de overheid worden gevangen gezet en gegeseld. Een man als Stefanus wordt door een sensatiemenigte zelfs door steniging ter dood gebracht. Ze ergeren zich dat ze niet opgewassen zijn tegen zijn wijsheid die bestaat in zijn geloof en vertrouwen in Jezus.

Bij ons lijkt het christelijk geloven afgenomen. Komt daar verandering in? Zou het zoeken naar zekerheid en houvast in het Evangelie door hedendaagse jongeren in onze chaotische tijd een teken kunnen zijn?  Volgens berichten in de media in Vlaanderen overstijgt hun getal dat van de vorige generatie?  Zou Gods werkelijkheid van liefde hen zekerheid en vertrouwen bieden in de op het Ik-gerichte werkelijkheid waarin we momenteel leven? Moge ons geloof in de opstanding van Jezus ons, christenen, houvast, ondersteuning en uitzicht geven op een leven nu al voorgoed, doorheen alles wat we momenteel meemaken. Amen.

Emeritus pastoor Reijnen.   

Zondag 27-4-2025: Tweede zondag van Pasen C.

By Preken

Vandaag vieren wij de 2e zondag van Pasen, de zondag van de Goddelijke Barmhartigheid. Tegelijkertijd is het in ons land een feestweekend: we vieren Koningsdag! Afgelopen zaterdag kregen velen een Koninklijke onderscheiding ‘een lintje’ een bijzondere erkenning voor hun inzet en goedheid in de gemeenschap. Wat opvalt bij deze uitreikingen is altijd hetzelfde: het is een verrassing! Mensen weten van niets. Plotseling staat daar de burgemeester, de familie is erbij, de spanning stijgt… en dan, opeens, wordt de naam genoemd. Misschien mochten een aantal van jullie hierbij aanwezig zijn en hebt u ook dit speciale moment meegemaakt. De verbazing, de tranen, de vreugde…. een van binnenuit echte beleving.

Die spanning, die verrassing, daar herkennen we vandaag ook iets van in het evangelie dat we elk jaar op deze zondag horen: het verhaal van apostel Tomas.

De leerlingen zaten bijeen, achter gesloten deuren, bang, onzeker, twijfelend over wat er allemaal was gebeurd. En opeens staat Jezus daar, in hun midden. “Vrede zij u,” zegt Hij. Wat een ongelooflijke verrassing! De leerlingen zijn blij, maar Tomas was er niet bij. Wanneer de anderen hem vertellen dat zij de Heer hebben gezien, kan hij het niet geloven. Tomas wil het zelf zien, zelf aanraken. Hij verlangt naar zekerheid.

Soms wordt Tomas wel eens “de ongelovige” genoemd, maar dat doet hem eigenlijk tekort. Want wie van ons zou niet precies zo reageren? Ook wij leven in een wereld vol twijfel: twijfel aan onszelf, twijfel aan elkaar, twijfel aan de toekomst en ook, ja, twijfel aan God.

Tomas stelt de vragen die wij misschien ook niet durven te stellen. Zijn twijfelen is eerlijk. Hij blijft niet hangen in zijn twijfel, maar gaat op zoek naar ontmoeting. Hij verlangt ernaar om Jezus echt te ontmoeten, om te weten: is het waar? Is Hij werkelijk opgestaan?

En dan, een week later, opnieuw zijn de leerlingen bijeen. En weer is daar Jezus. En deze keer is Tomas erbij. Jezus komt niet met verwijt, maar met een uitnodiging: “Kom, leg je vinger hier. Zie mijn handen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig.” En Tomas antwoordt: “Mijn Heer en mijn God!”

Wat een prachtige geloofsbelijdenis! Van twijfel naar diep geloof, van onzekerheid naar vrede.

Broeders en zusters, het verhaal van Tomas laat ons zien dat twijfel niet het einde hoeft te zijn van het geloof. Integendeel: twijfel kan de deur openen naar een dieper vertrouwen. Geloof is niet het tegenovergestelde van twijfel; geloof is het vertrouwen dat, zelfs midden in onze onzekerheden, God ons tegemoetkomt en ons vrede geeft.

Geloof brengt vrede. Dat zien we bij Tomas: zodra hij Jezus herkent, wordt zijn hart gerustgesteld. Hij hoeft niet meer alles te begrijpen of te controleren. Hij vertrouwt. En uit dat vertrouwen komt vrede voort vrede in zijn eigen hart en vrede met de anderen.

Ook vandaag is dat nog steeds zeer relevant! In een tijd waarin zoveel mensen worstelen met vragen over het geloof, over het leven, over rechtvaardigheid, over de toekomst, roept Jezus ons toe: “Vrede zij u.” In een wereld waar oorlog, conflict en verdeeldheid nog steeds dagelijkse realiteit zijn, zegt Jezus: “Ik ben bij jullie.” Geloof betekent niet dat al onze vragen verdwijnen. Geloof betekent dat we ons, zelfs mét onze vragen, toevertrouwen aan Jezus. Net zoals Tomas dat uiteindelijk deed.

Beste mensen, Laten wij vandaag bidden dat wij, net als Tomas, mogen groeien in geloof. Dat onze twijfels geen muren worden, maar bruggen. Dat de vrede van de verrezen Heer in ons hart mag wonen. En dat wij, ieder op onze plek, dragers van die vrede mogen zijn, als kleine bouwstenen van Gods Koninkrijk. “Zalig zij die niet zien en toch geloven.” Amen.

Kapelaan Siju

Zondag 13-4-2025: Palmzondag 2025

By Preken

Broeders en zusters in Christus, Vandaag begint de Goede Week. Palmzondag is een bijzondere dag: enerzijds vieren we Jezus’ plechtige intocht in Jeruzalem, anderzijds horen we reeds het Passieverhaal. Het is een zondag vol contrasten van “Hosanna!” tot “Kruisig Hem!” En midden in al die uitersten klinkt één grote, dringende vraag: Wie is Hij?

Het volk in Jeruzalem stelde die vraag toen Jezus op een ezel de stad binnenkwam: “Wie is dat?” En ook wij stellen die vraag vandaag opnieuw. Het is een vraag die als een rode draad door de lezingen van de afgelopen week liep, vooral in het Johannesevangelie: “Wie is deze man? Wie is Jezus?”

Als we terugblikken op de doordeweekse lezingen, zien we hoe Jezus door Judea en Galilea trok. Hij genas zieken, onderwees de mensen, en sprak steeds duidelijker over zijn unieke relatie met de Vader. In Johannes Evangelie horen we Hem zeggen: “Voorwaar, Ik zeg u: vóór Abraham werd, ben Ik.” Doordat Hij rechtstreeks uit God geboren was, was Hij ook gelijk aan God, echter een uitspraak die zijn tegenstanders niet konden verdragen. Ze raapten stenen op om Hem te doden.

Toch bleef Hij doorgaan. Niet met geweld of dwang, maar met geduld, liefde en waarheid. Hij probeerde duidelijk te maken: “Ik ben niet zomaar een profeet, niet slechts een leraar of genezer. Ik ben de Zoon van God.”

Maar ze wilden het niet geloven. Integendeel, de weerstand groeide. Hun harten verhardden. De vraag “Wie is Hij?” maakte plaats voor het oordeel: “Hij moet verdwijnen.”

En dan komen we bij vandaag. Jezus trekt Jeruzalem binnen, niet als een krijgsheer, niet op een strijdros, maar op een ezel. Zo vervult Hij de profetie van Zacharia: “Zie, uw koning komt tot u, rechtvaardig en zegevierend, nederig en rijdend op een ezel.”

Hij toont zich als Koning, maar een koning van een ander soort. Geen machthebber met zwaard en troon, maar een nederige dienaar, de Messias die gekomen is om te lijden en zichzelf te geven. Zijn koningschap zal zich openbaren, niet in pracht en praal, maar aan het kruis.

En opnieuw klinkt die vraag: Wie is Hij?

Voor velen was Hij een profeet. Voor de Farizeeën een bedreiging. Voor zijn leerlingen was Hij de Messias, maar ook zij zouden nog schrikken van wat dat werkelijk betekende.

En vandaag klinkt diezelfde vraag tot ieder van ons: Wie is Jezus voor mij?

Is Hij slechts een inspirerende figuur, een moreel voorbeeld, een wijze man uit het verleden? Of is Hij voor mij ook de werkelijk de Zoon van God, mijn Redder, mijn Koning, mijn Heer?

Durven wij Hem erkennen als Heer van ons leven, ook wanneer dat moeilijk wordt? Durven wij Hem te volgen in zijn zachtmoedigheid, zijn bereidheid tot dienen, zijn radicale overgave aan de wil van de Vader?

Want wie Jezus werkelijk is, wordt pas ten volle zichtbaar in zijn kruis én in zijn verrijzenis. Zijn macht ligt in Zijn Liefde. Zijn overwinning in Zijn zelfgave. En die Liefde is ook vandaag nog werkzaam, in de eucharistie, in de gemeenschap van de Kerk, in elk hart dat Hem erkent.

Broeders en zusters, Laat deze Goede Week een weg van verdieping zijn. Spring niet te snel naar het Paas-Alleluja. Eerst mogen we de weg van het doorleven van het kruis gaan, met open ogen, met een open hart, met de vraag: Wie is Hij? En wie is Hij voor mij?

En misschien kunnen wij, met heel ons hart, antwoorden zoals Petrus het later zou doen:
“Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Amen.

Kapelaan Siju.

6-4-2025: 5e zondag van de veertigdagentijd C

By Preken

Broeders en zusters, We zijn op weg naar Pasen, de climax van Gods Liefde: Jezus’ lijden, sterven en verrijzenis. In deze Veertigdagentijd worden wij uitgenodigd tot bekering, tot een nieuw begin, tot een leven dichter bij God. Maar vandaag, op deze vijfde zondag, verschuift het accent van onze zonde, waar wij in onze leefwijze tekort schieten naar iets dat daar nog dieper onder ligt: de barmhartigheid van God. Gods Liefde laat nooit iemand in de steek. Wij verwijzen vaak voor onze menselijk problematiek naar God, terwijl God, desondanks, altijd bereid is om ons te helpen en ons veel richtlijnen geeft. Maar God weet dat we nog onze levenslessen te leren hebben. Hij wil ons blijven bijstaan. Door Zijn barmhartigheid geeft Hij ons een veilige bedding om ons in ‘Zijn hogere vorm van liefde’ te ontwikkelen, zodat we allen gelukkig kunnen worden en ook anderen kunnen vergeven.

In het evangelie horen we hoe Jezus onderricht geeft in de tempel, wanneer de schriftgeleerden en farizeeën een vrouw bij Hem brengen die betrapt is op overspel. Volgens de Wet van Mozes verdient zij de dood door steniging. Ze vragen Jezus om haar te veroordelen — maar niet uit liefde voor de Wet of uit zorg om de vrouw. Het is een val. Ze hopen dat Jezus zich ofwel tegen de Wet keert, ofwel tegen zijn eigen boodschap van barmhartigheid.

Maar Jezus laat zich niet meeslepen in hun val. Hij bukt zich, schrijft met zijn vinger op de grond. Wat Hij schreef, weten we niet. Maar Zijn stilte is krachtig. Wanneer Hij opstaat, zegt Hij:  “Laat degene onder u die zonder zonde is, het eerst een steen op haar werpen.”

Die woorden treffen als een bliksemstraal. Eén voor één verlaten ze de plek — begonnen bij de oudsten. Ze laten de stenen vallen, letterlijk én figuurlijk. Want ze herkennen iets van zichzelf in deze vrouw. Ze weten: ook wij zijn niet zonder zonde.

En dan, als iedereen weg is, blijft Jezus alleen met de vrouw. Hij vraagt haar:  “Waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?”  Ze antwoordt: “Niemand, Heer.”  En Jezus zegt:  “Ook Ik veroordeel u niet. Ga heen, en zondig voortaan niet meer.”

Let goed op: Jezus keurt haar zonde niet goed. Hij noemt het zonde. Maar Hij ziet méér. Hij ziet een mens. Geen object van oordeel, maar een kind van God, gewond, vernederd, angstig. En in plaats van haar te veroordelen, geeft Hij haar een nieuwe toekomst. Hij geneest haar met zijn barmhartige blik en zijn woorden vol hoop.

Dat is de kern van het evangelie: God is barmhartig. Niet sentimenteel of zwak, maar krachtig en transformerend. Zijn barmhartigheid is geen beloning voor wie het goed doet, maar een scheppende kracht voor wie gevallen is. Zij vertrekt niet vanuit onze verdiensten, maar vanuit Gods hart — een hart vol liefde en mededogen.

Wij denken vaak dat we eerst berouw moeten tonen, en dán pas vergeving mogen ontvangen. Maar dit evangelie keert die volgorde om. Jezus vergeeft, en juist daardoor wordt een nieuw begin mogelijk. God vergeeft ons niet omdat we berouw hebben; we hebben berouw omdat God ons vergeeft. ”Vergeving is geen eindpunt, maar een nieuw begin. En dat is niet alleen goed nieuws voor onszelf. Het is ook een oproep. Wie van ons werpt nog stenen?  Stenen van oordeel, veroordeling,  uitsluiting?

De Veertigdagentijd is geen tijd van schuldgevoel, maar van innerlijke zuivering.  Een tijd om ons hart te spiegelen aan Jezus’ hart: mild, eerlijk, genadig. Jezus ziet niet alleen onze zonde, Hij ziet onze roeping. Hij ziet niet enkel wat wij gedaan hebben, maar wat wij kunnen worden.

En Hij zegt ook tot ons:  “Ik veroordeel je niet. Ga, leef opnieuw, leef anders.”

Laat mij afsluiten met een verhaal dat de essentie van barmhartigheid prachtig weergeeft:
Op een dag kwam een moeder bij keizer Napoleon om vergiffenis te vragen voor haar zoon, die ter dood was veroordeeld. De keizer zei: “Uw zoon verdient geen genade.” De moeder antwoordde: “Heer, het zou geen genade zijn als hij die verdiende.” Napoleon zweeg, en zei toen: “U hebt gelijk. Hij krijgt genade.” Zo is Gods barmhartigheid: onverdiend, onvoorwaardelijk, verrassend. Net als genade is barmhartigheid geen beloning, maar een geschenk.

Broeders en zusters, Mogen wij geraakt worden door die barmhartige blik van Jezus. Mogen wij de stenen in onze handen loslaten. En mogen wij, als mensen die vergeven zijn, zelf barmhartigheid brengen – in ons gezin, onze parochie, onze samenleving. In woord, in daad, in houding – elke dag opnieuw. Amen.

Kapelaan Siju.

30 maart 2025: 4e zondag van de veertigdagentijd C

By Preken

Herinneren jullie je nog wat ik aantal maand geleden in mijn overweging heb gezegd? Ik sprak over een mooi spreekwoord uit mijn taal: “Het jongste kind is altijd het liefste, maar ook het moeilijkste.”

Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Ja, wij jongsten kunnen net zoals alle kinderen op sommige momenten lastig zijn, dat klopt. Maar vaak kijken we veel af van onze oudere broers en zussen. Meestal maken zij de fouten en worden wij er de dupe van. Dat kan ik echt beamen, want ik ben zelf de jongste van vier broers – een echte getuige!

Beste mensen, De lezingen van deze zondag gaan ook over broers, maar in een andere context. De Veertigdagentijd roept ons op om ons voor te bereiden op Pasen, maar ook om na te denken over een diepere vraag: Wie is God eigenlijk? De lezingen van vandaag helpen ons om een antwoord te vinden op deze fundamentele vragen: Wie is God? En wat is Zijn ware identiteit?

De eerste lezing komt uit het boek Jozua. Jozua, de oudste van zijn familie, leidt het volk Israël naar het Beloofde Land, nadat zij veertig jaar door de woestijn hebben gezworven. Ze staan op het punt om het land Kanaän binnen te gaan. Maar voordat ze dit doen, vieren ze eerst feest: het Paasfeest, een herdenking van Gods bevrijding.

Dit klinkt bekend, toch? Net als bij de Limburgers: eerst feestvieren en dan de volgende stap zetten! Hier laat God zien wie Hij is: een God die niet alleen met hen was in hun lijden en pijn, maar ook in hun vreugde en overwinningen. De woestijntijd is voorbij, en het manna (dat is een soort noodvoedsel) houdt op, want nu mogen ze eten van de vruchten van het land. Dit is een belangrijk beeld: God blijft bij ons, in moeilijkheden én in vreugde.

In het evangelie komen we opnieuw twee broers tegen. Dit beroemde verhaal van de verloren zoon openbaart opnieuw de identiteit van God.

De jongste zoon, de ‘lastige’, vraagt zijn erfdeel op en verlaat zijn huis. Hij maakt fouten, raakt alles kwijt en eindigt in totale armoede, hongerend tussen de varkens—een dieptepunt voor een Joodse jongen. Maar in zijn ellende komt hij tot inkeer en besluit hij terug te keren naar zijn vader. Tot zijn verbazing wordt hij niet gestraft, maar juist met open armen ontvangen.

En dan hebben we de oudste broer. Hij heeft altijd trouw gewerkt en de regels gevolgd. Maar als hij ziet hoe zijn jongere broer feestelijk wordt onthaald, wordt hij boos en jaloers. Hij begrijpt niet waarom zijn vader zo barmhartig is.

Hier openbaart Jezus de ware identiteit van God: God is niet alleen rechtvaardig, maar bovenal barmhartig. Hij is een Vader die niet met een streng oordeel wacht, maar die (als het ware zijn liefdevolle hart opent en) met open armen naar ons toe komt. Net zoals Hij met het volk Israël in de woestijn was in tijden van pijn, zo deelt Hij nu ook de vreugde van het thuiskomen.

Laten we onszelf eens afvragen: op wie lijken wij het meest?

Soms lijken we op de jongste zoon. We maken fouten, kiezen onze eigen weg en verdwalen. Maar de Vader wacht altijd op onze terugkeer.

Soms lijken we op de oudste zoon. We doen ons best, zijn trouw, maar voelen ons jaloers of verongelijkt als iemand anders barmhartigheid krijgt. Ook dan nodigt God ons uit om te begrijpen dat Zijn liefde oneindig is, voor iedereen.

Deze zondag, halverwege de Veertigdagentijd, nodigt God ons uit om Zijn liefde te omarmen. Hij is de Vader die ons tegemoet komt, of we nu de oudste of de jongste zijn. **Zijn identiteit is liefde en barmhartigheid.

Mogen wij die liefde in ons hart laten groeien, zodat we zelf barmhartige broers en zussen

Kapelaan Siju

3e zondag van de veertigdagentijd C.

By Preken

Beste broeders en zusters in Christus,

Er is een verhaal over een jongen die graag met zijn vriend uit de buurt speelt onder een boom achter hun huis. Op een dag vertelt zijn vader hem dat hij de boom zal omhakken, omdat er al drie jaar geen vruchten meer aan zijn gekomen. De jongen is verdrietig en deelt het slechte nieuws met zijn vriend uit de buurt, en samen huilen ze.

De volgende dag breekt de jongen zijn spaarvarken open en koopt een mand appels. Met de hulp van zijn vriend bindt hij de appels aan de boom. De volgende ochtend ziet zijn vader de boom vol appels en roept zijn vrouw: “Schat, ik weet niet hoe dit mogelijk is; ineens heeft de dorre boom appels, en het meest verbazingwekkende is dat het een sinaasappelboom is!” De kleine jongen probeerde zijn speelplek, de boom, te redden.

In het evangelie van vandaag vertelt Jezus ook een gelijkenis over een onvruchtbare vijgenboom. De eigenaar zoekt al drie jaar naar vruchten aan de boom, maar vindt niets. Daarom wil hij de boom omhakken, zodat hij de grond niet langer nutteloos bezet. De tuinman smeekt echter om de boom nog een jaar intensieve verzorging te geven; als hij dan nog steeds geen vrucht draagt, kan hij worden omgehakt.

Hoewel Jezus geen directe uitleg bij de gelijkenis geeft, is het duidelijk dat de boom ons allemaal vertegenwoordigt. Jezus zelf is de tuinman, die voor ons pleit en bemiddelt, en die ons voedt met Gods woord en genezing, evenals met zijn lichaam en bloed. De eigenaar in de gelijkenis verwijst naar God de Vader, onze Schepper.

Het is zorgwekkend dat de vijgenboom na drie jaar nog steeds geen vruchten draagt. In de Bijbel symboliseert het getal “drie” volledigheid. De boom kreeg alle nodige aandacht en voedingsstoffen. Het is daarom cruciaal om te begrijpen waarom hij toch onvruchtbaar bleef.

Om te ontdekken wat het probleem is, moeten we kijken naar de wortels van de boom. Het probleem zit niet in de stam, takken of bladeren, maar in de wortels. Wanneer een boom voeding uit de grond haalt, dan zijn wortels open en ontvankelijk voor wat de bodem biedt. Het is dus belangrijk dat de boom in een vruchtbare voedingsbodem kan wortelen en gezonde voeding kan binnenhalen, maar vooral dat wortels open en ontvankelijk zijn en zich verrijken aan de noodzakelijke voeding.

Net zoals de vijgenboom in de wijngaard van God de Vader staan wij onder de zorg van Jezus Christus, onze hemelse tuinman. Hij voedt ons voortdurend met Gods woord en met zijn lichaam en bloed, die ons geestelijk voeden. De uitdaging voor ons is: zijn wij bereid ons hart open te stellen en te ontvangen wat de Heer ons aanbiedt? En zetten wij het om in vruchtbare daden?

De vastentijd roept ons op tot ware bekering. De gelijkenis in het evangelie laat zien dat God ons tijd geeft om ons te bekeren. God vraagt ons dus niet om enkel de buitenkant te versieren, zoals de kleine jongen deed door appels aan de boom te hangen, maar om een diepgaande vernieuwing van binnenuit.

Wij moeten terugkeren naar God, zoals de Israëlieten dat deden na vierhonderd jaar slavernij in Egypte. God antwoordde hen via Mozes door middel van de brandende braamstruik, zoals we lezen in de eerste lezing. De brandende braamstruik symboliseert Gods eeuwige Liefde, die in deze vastentijd op ons wacht.

De vijgenboom kreeg nog één jaar om vrucht te dragen; wij hebben ook al vele jaren gekregen om ons “hart” te volbrengen en ons los te maken van de slavernij van de zonde. Het is nu een zeer geschikte tijd om hieraan te werken. Laten we deze kans niet schieten. God verlangt naar geestelijke vruchten, niet naar dorre religieuze bomen.

Mogen we groeien van onvruchtbaarheid naar werkelijke vruchtbaarheid, tot Gods eer en tot onze redding en Liefde en Licht voor de wereld. Zeker in deze duistere tijd waarin de wereld zo naar Licht verlangt. Het Licht is er, wij moeten het alleen opnemen en verspreiden. Amen.

kapelaan Siju

 

 

23-3-2023: 3e zondag van de veertigdagentijd C.

By Preken

Beste broeders en zusters in Christus,

Er is een verhaal over een jongen die graag met zijn vriend uit de buurt speelt onder een boom achter hun huis. Op een dag vertelt zijn vader hem dat hij de boom zal omhakken, omdat er al drie jaar geen vruchten meer aan zijn gekomen. De jongen is verdrietig en deelt het slechte nieuws met zijn vriend uit de buurt, en samen huilen ze.

De volgende dag breekt de jongen zijn spaarvarken open en koopt een mand appels. Met de hulp van zijn vriend bindt hij de appels aan de boom. De volgende ochtend ziet zijn vader de boom vol appels en roept zijn vrouw: “Schat, ik weet niet hoe dit mogelijk is; ineens heeft de dorre boom appels, en het meest verbazingwekkende is dat het een sinaasappelboom is!” De kleine jongen probeerde zijn speelplek, de boom, te redden.

In het evangelie van vandaag vertelt Jezus ook een gelijkenis over een onvruchtbare vijgenboom. De eigenaar zoekt al drie jaar naar vruchten aan de boom, maar vindt niets. Daarom wil hij de boom omhakken, zodat hij de grond niet langer nutteloos bezet. De tuinman smeekt echter om de boom nog een jaar intensieve verzorging te geven; als hij dan nog steeds geen vrucht draagt, kan hij worden omgehakt.

Hoewel Jezus geen directe uitleg bij de gelijkenis geeft, is het duidelijk dat de boom ons allemaal vertegenwoordigt. Jezus zelf is de tuinman, die voor ons pleit en bemiddelt, en die ons voedt met Gods woord en genezing, evenals met zijn lichaam en bloed. De eigenaar in de gelijkenis verwijst naar God de Vader, onze Schepper.

Het is zorgwekkend dat de vijgenboom na drie jaar nog steeds geen vruchten draagt. In de Bijbel symboliseert het getal “drie” volledigheid. De boom kreeg alle nodige aandacht en voedingsstoffen. Het is daarom cruciaal om te begrijpen waarom hij toch onvruchtbaar bleef.

Om te ontdekken wat het probleem is, moeten we kijken naar de wortels van de boom. Het probleem zit niet in de stam, takken of bladeren, maar in de wortels. Wanneer een boom voeding uit de grond haalt, dan zijn wortels open en ontvankelijk voor wat de bodem biedt. Het is dus belangrijk dat de boom in een vruchtbare voedingsbodem kan wortelen en gezonde voeding kan binnenhalen, maar vooral dat wortels open en ontvankelijk zijn en zich verrijken aan de noodzakelijke voeding.

Net zoals de vijgenboom in de wijngaard van God de Vader staan wij onder de zorg van Jezus Christus, onze hemelse tuinman. Hij voedt ons voortdurend met Gods woord en met zijn lichaam en bloed, die ons geestelijk voeden. De uitdaging voor ons is: zijn wij bereid ons hart open te stellen en te ontvangen wat de Heer ons aanbiedt? En zetten wij het om in vruchtbare daden?

De vastentijd roept ons op tot ware bekering. De gelijkenis in het evangelie laat zien dat God ons tijd geeft om ons te bekeren. God vraagt ons dus niet om enkel de buitenkant te versieren, zoals de kleine jongen deed door appels aan de boom te hangen, maar om een diepgaande vernieuwing van binnenuit.

Wij moeten terugkeren naar God, zoals de Israëlieten dat deden na vierhonderd jaar slavernij in Egypte. God antwoordde hen via Mozes door middel van de brandende braamstruik, zoals we lezen in de eerste lezing. De brandende braamstruik symboliseert Gods eeuwige Liefde, die in deze vastentijd op ons wacht.

De vijgenboom kreeg nog één jaar om vrucht te dragen; wij hebben ook al vele jaren gekregen om ons “hart” te volbrengen en ons los te maken van de slavernij van de zonde. Het is nu een zeer geschikte tijd om hieraan te werken. Laten we deze kans niet schieten. God verlangt naar geestelijke vruchten, niet naar dorre religieuze bomen.

Mogen we groeien van onvruchtbaarheid naar werkelijke vruchtbaarheid, tot Gods eer en tot onze redding en Liefde en Licht voor de wereld. Zeker in deze duistere tijd waarin de wereld zo naar Licht verlangt. Het Licht is er, wij moeten het alleen opnemen en verspreiden. Amen.

Kapelaan Siju.