Broeders en zusters, We zijn op weg naar Pasen, de climax van Gods Liefde: Jezus’ lijden, sterven en verrijzenis. In deze Veertigdagentijd worden wij uitgenodigd tot bekering, tot een nieuw begin, tot een leven dichter bij God. Maar vandaag, op deze vijfde zondag, verschuift het accent van onze zonde, waar wij in onze leefwijze tekort schieten naar iets dat daar nog dieper onder ligt: de barmhartigheid van God. Gods Liefde laat nooit iemand in de steek. Wij verwijzen vaak voor onze menselijk problematiek naar God, terwijl God, desondanks, altijd bereid is om ons te helpen en ons veel richtlijnen geeft. Maar God weet dat we nog onze levenslessen te leren hebben. Hij wil ons blijven bijstaan. Door Zijn barmhartigheid geeft Hij ons een veilige bedding om ons in ‘Zijn hogere vorm van liefde’ te ontwikkelen, zodat we allen gelukkig kunnen worden en ook anderen kunnen vergeven.
In het evangelie horen we hoe Jezus onderricht geeft in de tempel, wanneer de schriftgeleerden en farizeeën een vrouw bij Hem brengen die betrapt is op overspel. Volgens de Wet van Mozes verdient zij de dood door steniging. Ze vragen Jezus om haar te veroordelen — maar niet uit liefde voor de Wet of uit zorg om de vrouw. Het is een val. Ze hopen dat Jezus zich ofwel tegen de Wet keert, ofwel tegen zijn eigen boodschap van barmhartigheid.
Maar Jezus laat zich niet meeslepen in hun val. Hij bukt zich, schrijft met zijn vinger op de grond. Wat Hij schreef, weten we niet. Maar Zijn stilte is krachtig. Wanneer Hij opstaat, zegt Hij: “Laat degene onder u die zonder zonde is, het eerst een steen op haar werpen.”
Die woorden treffen als een bliksemstraal. Eén voor één verlaten ze de plek — begonnen bij de oudsten. Ze laten de stenen vallen, letterlijk én figuurlijk. Want ze herkennen iets van zichzelf in deze vrouw. Ze weten: ook wij zijn niet zonder zonde.
En dan, als iedereen weg is, blijft Jezus alleen met de vrouw. Hij vraagt haar: “Waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?” Ze antwoordt: “Niemand, Heer.” En Jezus zegt: “Ook Ik veroordeel u niet. Ga heen, en zondig voortaan niet meer.”
Let goed op: Jezus keurt haar zonde niet goed. Hij noemt het zonde. Maar Hij ziet méér. Hij ziet een mens. Geen object van oordeel, maar een kind van God, gewond, vernederd, angstig. En in plaats van haar te veroordelen, geeft Hij haar een nieuwe toekomst. Hij geneest haar met zijn barmhartige blik en zijn woorden vol hoop.
Dat is de kern van het evangelie: God is barmhartig. Niet sentimenteel of zwak, maar krachtig en transformerend. Zijn barmhartigheid is geen beloning voor wie het goed doet, maar een scheppende kracht voor wie gevallen is. Zij vertrekt niet vanuit onze verdiensten, maar vanuit Gods hart — een hart vol liefde en mededogen.
Wij denken vaak dat we eerst berouw moeten tonen, en dán pas vergeving mogen ontvangen. Maar dit evangelie keert die volgorde om. Jezus vergeeft, en juist daardoor wordt een nieuw begin mogelijk. God vergeeft ons niet omdat we berouw hebben; we hebben berouw omdat God ons vergeeft. ”Vergeving is geen eindpunt, maar een nieuw begin. En dat is niet alleen goed nieuws voor onszelf. Het is ook een oproep. Wie van ons werpt nog stenen? Stenen van oordeel, veroordeling, uitsluiting?
De Veertigdagentijd is geen tijd van schuldgevoel, maar van innerlijke zuivering. Een tijd om ons hart te spiegelen aan Jezus’ hart: mild, eerlijk, genadig. Jezus ziet niet alleen onze zonde, Hij ziet onze roeping. Hij ziet niet enkel wat wij gedaan hebben, maar wat wij kunnen worden.
En Hij zegt ook tot ons: “Ik veroordeel je niet. Ga, leef opnieuw, leef anders.”
Laat mij afsluiten met een verhaal dat de essentie van barmhartigheid prachtig weergeeft:
Op een dag kwam een moeder bij keizer Napoleon om vergiffenis te vragen voor haar zoon, die ter dood was veroordeeld. De keizer zei: “Uw zoon verdient geen genade.” De moeder antwoordde: “Heer, het zou geen genade zijn als hij die verdiende.” Napoleon zweeg, en zei toen: “U hebt gelijk. Hij krijgt genade.” Zo is Gods barmhartigheid: onverdiend, onvoorwaardelijk, verrassend. Net als genade is barmhartigheid geen beloning, maar een geschenk.
Broeders en zusters, Mogen wij geraakt worden door die barmhartige blik van Jezus. Mogen wij de stenen in onze handen loslaten. En mogen wij, als mensen die vergeven zijn, zelf barmhartigheid brengen – in ons gezin, onze parochie, onze samenleving. In woord, in daad, in houding – elke dag opnieuw. Amen.
Kapelaan Siju.