Lezingen: 2 Koningen 4, 42-44; Efeziërs 4, 1-6; Johannes 6, 1-15.
Als we het nieuws een beetje volgen lijkt het erop dat er nogal wat zorgen zijn over ons voedsel en de productie ervan. Er lijken nogal wat gezondheidsbedreigende stoffen in ons voedsel te kunnen zitten. Pfas, dat de werking van ons immuunsysteem lijkt te bemoeilijken, zit in zeeschuim op het strand; eveneens op vele plaatsen de grond waarop hobbykippen scharrelen. Insecticiden en meststoffen in gras en land- en tuinbouwgewassen blijken -als we ze binnenkrijgen- nadelig voor onze gezondheid. We hebben het dan over voedsel dat ons in overvloed ter beschikking staat. Een heel ander probleem is de voedselvoorziening in gebieden van oorlog en geweld. En weer een ander probleem is de spreiding van het voedsel over de wereld, vooral naar gebieden met armoede en hongersnood. Zelfs in ons welvarende land zijn er 800.000 mensen/gezinnen, die zich moeten beperken tot het allernoodzakelijkste bij het boodschappen doen. Er zijn -door goede mensen- voedselbanken opgericht, die aan de nood van velen tegemoet komen. Zij zijn een vorm van delen van onze overvloed. Maar structureel is dit te weinig om armoede op te heffen. Ons land heeft klaarblijkelijk nog teveel van het goede want ettelijke miljoenen kilo’s van ons voedsel verdwijnen in de vuilnisbak.
Er zou volgens deskundigen voedsel genoeg zijn om heel de wereldbevolking te voeden. Over het delen van voedsel aan mensen die honger hebben gaan de Bijbelverhalen van dit weekeinde. Wat blijkt? Als we voedsel, en daarmee leven, delen houden we nog over. Wellicht dat we bij het beluisteren van de verhalen onder de indruk zijn van Gods kracht die in profeten -en met name in Jezus Christus- op een wonderlijke wijze werkt. Zij doen bijzondere dingen. Bij veel te weinig voorraad aan voedsel, zowel bij de profeet Elisa als bij Jezus, geven ze desondanks de opdracht ze de vele aanwezigen plaats te laten nemen en met elkaar te laten delen van het weinige dat er ogenschijnlijk is. Niet alleen wat Elisa en Jezus dóen is belangrijk, maar ook wat ze daarbij zéggen. Daarin zit voor ons de betekenis van deze verhalen: ‘Deel wat de aarde biedt met elkaar en je houdt nog over’. Het is een vraag om zorgvuldig om te gaan met wat we hebben en niet te denken, dat datgene wat de aarde biedt alleen voor ons eigen gebruik en genoegen er is. Op de achtergrond speelt de Bijbelse gedachte mee, dat wat de aarde oplevert eigendom is van al Gods schepselen. Het vraagt zowel om zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid van ieder van ons in de omgang met hetgeen wij als ons bezit beschouwen. Het vraagt ook om solidariteit met degenen die minder hebben, want in Gods bedoeling zijn zij ‘mede-bezitters’. Ze hebben ze vaak de mogelijkheden om te verwerven, zoals wij ons bezit verworven hebben. Dat geldt wereldwijd de rijke landen t.a.v. de arme landen. Dat geldt ook individueel voor (ons) allen die bezitten. Natuurlijk mogen we genieten en dankbaar zijn, maar de vraag is of ons genieten van ons bezit in balans is met de waarde van de solidariteit. Het delen van bezit en leven met elkaar maakt ons op humanitair vlak tot echt rijke mensen. In onze Misviering delen we in de tekenen van Brood en Wijn, voedsel, drank en leven met elkaar. Er gebeurt veel goeds in onze samenleving bv. door de voedselbanken; veel goeds t.a.v. ondersteuning van mensen(kinderen) in armere landen in onze dorpen door Maria Gorettistichting/ kledingactie/missiecommité, goede doelen. Solidariteit en delen van bezit en leven is fundamenteel voor een menselijke samenleving. Als christenen kunnen we -aangespoord door het Evangelie- niet achterblijven. Gods Geest helpe ons daarbij. Amen
Emeritus pastoor Reijnen.