Lezingen: Wijsheid 2,12.17-20; Jacobus 3, 16-4,3; Marcus 9, 30-37.
Onze taal kent woorden voor situaties, die aan elkaar tegengesteld zijn; bijvoorbeeld: oorlog en vrede; geluk en ongeluk; activiteit en passiviteit; slagen en falen; vroeg en laat, dag en nacht, goed en kwaad, macht en onmacht, begin en einde, leven en dood, geloof en ongeloof. Ze kenmerken het verloop van het leven. Het een is er nooit zonder de mogelijkheid van het andere: degene, die wij kennen als goed kan van gedrag veranderen; de kwade mens kan zich bekeren. Dat is opvallend waar toch ieder mens ten diepste verlangt naar leven, naar geluk, naar veiligheid, naar geborgenheid; naar er te mogen zijn en ‘gezien’ en gerespecteerd te worden. Voor menigeen echter ziet het leven er heel anders uit. Denk aan soldaten aan het front in oorlogsgebieden; aan hun familieleden thuis in zorg en angst. 80 Jaar geleden werd Zuid-Limburg bevrijd. Dat is op diverse plaatsen gevierd; ook met extra aandacht voor militaire begraafplaatsen in Margraten en Kapel (Henri Chapelle). Wij leven; zij zijn gesneuveld. Er kleeft gebrokenheid aan ons bestaan. En dat werkt uit in mensen. Ieder heeft de ervaring van goed en kwaad, van een ‘Ik-eerst’-bestaan of een leven dat ook bekommerd is om het heil van de ander. Ieder van ons leeft in omstandigheden, die het goede of het kwade kunnen bevorderen. We leiden geen paradijselijk bestaan. Rampen kunnen ons treffen, mensen kunnen elkaar goed doen en elkaar naar het leven staan.
Vandaag gaat het in de lezingen uit onze H. Schrift om mensen en hun gedrag. Het Boek Wijsheid heeft mensen voor ogen, die gekozen hebben om er te zijn voor zichzelf, zonder God; die het godsgeloof maar onzin vinden en zich ergeren aan degenen, die van hun geloof ‘werk maken’; niet alleen daar werk van maken via eredienst, bezinning en gebed, maar ook door vanuit dat geloof zich verantwoordelijk te voelen voor anderen, minder bedeelde, armen en behoeftigen. Het Boek Wijsheid onderkent de situatie van anti-gelovigen, die zelfs tot bedreiging kan leiden en tot geweld. De vervolgtekst uit het Boek Wijsheid, vandaag, jammer genoeg, níet gelezen, geeft aan hoe de goddeloze zich vergist en de rechtvaardige door God bestemd is om (voorgoed) te leven. In verband met de keuze van de eerste Bijbeltekst volgt de keuze voor de tekst uit het Evangelie van Marcus. Jezus is ons niet-paradijselijk bestaan in Godsnaam met ons komen delen. Hij staat daarin voor gerechtigheid, mededogen, ruimte van leven en liefde. Hij vraagt waar zijn leerlingen voor staan. Die zijn tamelijk op zichzelf gericht’: ieder wil de voornaamste zijn en de daarbij behorende vooraanstaande positie innemen. Daar komt Jezus tegen op. Zelf is Hij dienaar van mensen, ook al ondergaat Hij tegenstand van op eigen positie bedachte overheid en van maatschappelijke en godsdienstige groeperingen. Zijn verhouding tot God, zijn hemelse Vader, is echter garantie van behoud en van leven voorgoed. Van zijn volgelingen verwacht Jezus, dat ze evenals Hij zelf dienstbaar zijn aan mensen. Dat kan op vele manieren: door je vast werk of het werk als vrijwilliger, door liefdevolle aandacht en hulpverlening. Het heeft te maken met hoe je wil leven. Daarbij mag je eventueel een goede positie aangeboden krijgen, maar het moet daar niet om gaan. Dienstbaar willen zijn is waar het om gaat. Daar heeft onze samenleving momenteel grote behoefte aan; daar heeft ieder dorp momenteel grote behoefte aan, zeker waar de betrokkenheid op elkaar afneemt, de druk op het leven van verenigingen toeneemt. En, waar het de toekomst van geloof en kerk betreft, zal het gaan om de kwaliteit van de dienstbaarheid van de kerk aan onze wereld, aan de mensen om ons heen. Het moet ons gaan om het heil van mensen, dat ondersteund wordt door onze liefde. Daar hebben we de hulp bij nodig van Gods Geest. Moge die ons bijstaan. Amen
Emeritus pastoor Reijnen