Lezingen: Handelingen 10, 25-26.34-35.44-48; 1 Johannes 4, 7-10; Johannes 15, 9-17
Er zijn nogal wat dingen die ons raken. Die kunnen weliswaar heel verschillend zijn. Ze hangen samen met onze persoon, interesse, het milieu waarin we verkeert. De zieke mens staat anders in het leven dan de gezonde; de werkloze anders dan degene die een goede baan heeft. De actieve sporter gaat een basisplaats ter harte, de supporter dat zijn club wint. De baas van de publieke omroep gaat het om de kijkcijfers, de journalist om bekeken te worden. Degene, die in de marge van de samenleving staat, wordt geraakt door permanente achterstelling. Degene, die een vooraanstaande positie inneemt, beleeft zin van leven. Er zijn ook zaken die ons als volk raken. Uit de kijkcijfers bij de Dodenherdenking op de Dam blijkt dat vrede en vrijheid en de offers voor het bereiken en het behouden ervan jaarlijks nog veel mensen ter harte gaan. En nu is de versoepeling van de coronamaatregelen een breed gedragen verlangen nu blijkt dat we grote moeite hebben het nakomen van die maatregelen. Wat ons ter harte gaat kan dus, naar gelang de omstandigheden waarin we verkeren, heel anders en veelsoortig zijn.
Wat iedere mens raakt, wat iedereen ter harte gaat is de liefde. De aanwezigheid ervan maakt gelukkig de afwezigheid ervan bron van intens verdriet , oorzaak van veel kwaad. Aan de liefde zitten twee kanten: de liefde die omringt en de liefde die man die men kan schenken. Niet ieder mens voelt zich gedragen door liefde. Degenen, die weinig of geen liefde hebben ervaren zijn vaak niet in staat om liefde aan anderen te schenken. Therapeuten en gevangenis aalmoezeniers kunnen ervan meepraten.
Over liefde gaan vandaag de lezingen uit de H. Schrift; en wel over de bron ervan: de zichzelf gevende liefde van God, die alle mensen omvat. Deze is zichtbaar geworden vooral in de komst en het leven onder ons van Jezus Christus. Misschien dat het gevaar van ieder godsdienstig systeem is om waarheid en gerechtigheid naar zichzelf toe te trekken en anderen buiten te sluiten. De Handelingen van de apostelen laten zien dat de eerste christenen, afkomstig uit het Jodendom, gaandeweg moesten wennen aan het gegeven dat ook mensen uit andere culturen christen konden worden, bezield werden door de Geest van Jezus Christus. Als teken daarvan werden ze gedoopt. Het is het verhaal van Petrus, Joodse christen en Cornelius, de Romeinse legerofficier.
In het gedeelte uit het Evangelie van Johannes, zojuist, geeft Jezus aan, hoezeer zijn liefde voor zijn mensen wortelt in de liefde van God; en hoe Gods liefde in Hem doorstroomt naar zijn leerlingen. Zoals vorige week in het verhaal van wijnstok en ranken al werd aangegeven komt vandaag opnieuw het belang van onze verbondenheid met Jezus aan de orde. Jezus heeft ons geleerd dat we ons tot God kunnen wenden als tot een goede Vader. Hij heeft ons ook aanwijzingen gegeven om te komen tot een zinvol en menswaardig leven. We noemen Hem onze Heer, met een verkleinwoord ‘oos Herrgötje’. Híj noemt óns zijn vríenden. Het geeft ons de opdracht mee om elkaar lief te hebben, zoals Hij ons heeft liefgehad. D.w.z. tot de belangeloze gave van zijn leven. Hij vraagt om de liefde, zo opgevat, door te geven aan de mensen om ons heen.
Dat lijkt momenteel niet simpel. Er komt zoveel op ons af dat onze aandacht vraagt, dat ons bezig houdt zeker in deze coronatijd. Er is zoveel dat zegt ons welzijn, ons gemak, ons genieten te dienen zonder echt in ons geïnteresseerd te zijn. Maar te midden van dat alles zien we het model van Jezus’ liefde feitelijk gestalte krijgen in mensen, gelovig en ongelovig, die van hun kant zich inzetten voor anderen wie dan ook. We zien het model van Jezus’ liefde gestalte krijgen in mensen die kunnen vergeven zonder wraak, in mensen die mededogend zijn en barmhartig. Wat hen dat oplevert vragen ze zich niet af. Het komt neer op innerlijke vrede en verbondenheid met God, die het vermogen om lief te hebben in ons heeft gelegd. Moge Gods liefde ons raken. Amen AR