Lezingen: Exodus 20, 1-17; 1 Korintiërs 1, 22-25; Johannes 2, 13-25.
We worden regelmatig gewaar, beste mensen, dat agressiviteit bij onze samenleving hoort. GGD-teststraten hebben ermee te maken, politiemensen en boa’s, politici, artsen en mensen werkzaam in de zorg. De uitingsmogelijkheden zijn vergroot door de moderne media en door de interpretatie van het beginsel van ‘de vrijheid van meningsuiting.
Maar in het Evangelie van Jezus met zijn nadruk op de geboden van de liefde tot God en medemens is agressiviteit van de kant van Jezus een zeldzaamheid . Vandaag hoorden we hoe Hij geldwisselaars, kooplui, offerdieren wegjoeg uit de tempel. ‘Maak van het huis van mijn Vader geen markthal’. Het lijkt erop of Hij wil zeggen: als je tempels, kerken, synagogen, moskeeën bouwt gebruik ze dan waarvoor ze bestemd zijn n.l. voor gebed en eredienst; niet om geld te verdienen, niet voor marktwerking. Houdt de bestemming zuiver.
Het is bij ons de reden, dat als kerken niet meer onderhouden kunnen worden voor de eredienst, zij door de bisschop, na advies, , onttrokken worden aan de eredienst. De gebouwen kunnen dan een andere bestemming krijgen.
Toch wordt aan de tempel als gebouw door Jezus geen absolute waarde toegekend. De echte tempel waarin God woont is Hijzelf en de gemeenschap van gelovigen rondom Hem gevormd. God woont in Hem en zijn mensen, In ons dus. Daarbij wijst leerling Johannes in zijn Evangelie op wat er met Jezus, Gods tempel, te gebeuren staat. Hij in wie God woont wordt afgebroken door zijn dood aan het kruis. We gedenken dat in de Goede Week. Maar zijn afbraak is niet het einde. De derde dag, met Pasen, wordt Hij weer opgebouwd.
Al eeuwenlang komen gelovigen samen in kerkgebouwen om hun geloof in Hem te vieren. We worden er ons bewust dat God in ons woont en dat we een taak te vervullen hebben in de tijd dat we hier leven. Wat daarbij van ons wordt verondersteld hoorden we in de eerste lezing. Ouderen onder ons herinneren zich van de godsdienstles nog de Tien Geboden of Woorden. De eerste drie geven onze verhouding aan met God. Het is er een verhouding van eerbied en aandacht, waarvoor we tijd moeten nemen, bij al onze zorg om ons bestaan. Uitingen van die aandacht in vroeger tijd en nog: de gebedscultuur in gezinnen, de kerkgang in het weekeinde, het onderbreken op zondag van het dagelijks werk. Gebod 4 t/m 10 geven aan hoe we ons dienen te verhouden tot onze medemensen: de eerbied van kinderen t.a.v. hun ouders; het respect voor de persoon van de ander, voor zijn leven en integriteit; het respecteren van elkaars bezit en van elkaars leefwereld. De Tien Geboden geven de minimumeisen aan. Later zal in een gesprek van Jezus met een farizeeër naar voren komen wat de vervulling van alles wat de joodse Onderrichting van Mozes en de Profeten leren: heb God lief met heel degene die je bent, je verstand, je hart; en bemin de naaste als jezelf. M.a.w. aan de liefde is geen bovengrens te stellen.
De beide Schriftlezingen van vandaag worden ons voorgehouden in de tijd van voorbereiding op Pasen. Mogen ze ons aan het denken zetten. Wat de toehoorders van toen betreft blijkt Jezus in hen weinig fiducie te hebben. Ze waren in Hem gaan geloven, maar dat nam Jezus met een korreltje zout. Er staat: ’Hij wist wat in de mens stak; daarover hoefde men Hem niet in te lichten. Uit wat later op Palmzondag en tijdens de Goede Vrijdag met Hem gebeurde blijkt hoezeer zijn scepsis terecht was. Aanvankelijke toejuichingen zijn ook in onze coronatijd nog geen waarborg voor trouw als het moeilijk wordt of als verwachtingen niet worden beantwoord. De lezingen zijn niet bedoeld om ons op ons nummer te zetten, maar om ons te bevrijden van wat ons gevangen houdt. Mogen we ervan leren. Amen AR