Skip to main content
Preken

zondag 6-9-2020: 23e zondag door het jaar A 2020.

By 7 september 2020No Comments

Lezingen: Ezechiël 33, 7-9; Romeinen 13, 8-10; Matteüs 18, 15-20

Dat het christendom eeuwenlang zijn stempel heeft gedrukt op onze (westerse) samenleving is een feit. Eeuwenlang, zeg maar vanaf de bekering van de Romeinse keizer Constantijn in 313 na Christus, heeft het geloof in Jezus zich kunnen ontwikkelen. En omdat de mens nu eenmaal niet alleen door het leven gaat, maar ook een sociaal wezen is ontstonden er overal geloofsgemeenschappen.  Het ontstaan van onze katholieke parochies  en protestantse gemeenten zijn daar een gevolg van.

Onze geloofsgemeenschappen bestaan uit mensen met hun goede en kwade kanten. In de lezingen van vandaag ging het over ‘hoe om te gaan met degenen in de gemeenschappen die in de fout gaan en daarmee afbreuk doen aan de gemeenschap?’

Dat het christendom invloed heeft uitgeoefend op het leven in de samenleving, gelovig of niet blijkt in de coronatijd, waarin we nog steeds leven. De manier van doen van minister Grapperhaus tijdens zijn bruiloft heeft collectief de vaag opgeroepen ‘hoe om te gaan met degenen, die tekortschieten t.a.v. het nakomen van de coronamaatregelen?’ Als een minister, toch een man met een voorbeeldfunctie, al de eigen maatregelen overtreedt hoe dan om te gaan met de overtredingen in deze van de gewone man? Beginselen als ‘gezamenlijke en politieke verantwoordelijkheid’, ‘rechtvaardigheid’. ‘begrip’, ‘mildheid’ en ‘vergeving’ gaan dan een rol spelen bij moties van afkeuring en uiteindelijk toch als minister verder mogen gaan.

Je ziet een aantal van genoemde beginselen –rechtvaardige behandeling, begrip, vergeving- ook terug in de lezingen van vandaag. Als profeet heeft Ezechiël  de opdracht het goede in het volk te ondersteunen vooral de trouwe aandacht voor God en medemens, maar ook te waarschuwen als het misgaat. Hij kan het kwaad in het volk dan ook niet over zijn kant laten gaan. Hij maakt zich zelfs schuldig aan het kwaad als hij er niets van zegt. Hij heeft dus een voorbeeldfunctie.  Maar in zekere zin hebben we allemaal een voorbeeldfunctie t.a.v. goed en kwaad. Het goede in de mens, gelovig of niet, moeten we erkennen en ondersteunen. Maar we mogen niet wegkijken van het kwaad en zouden de moed moeten kunnen opbrengen daar –zij het begripvol en onze eigen zwakheid kennende- daar elkaar op te wijzen.

De christengemeenschap van Matteüs heeft klaarblijkelijk een manier gevonden om met het kwaad in haar midden om te gaan. Van een gesprek onder vier ogen tot en met de bespreking van het kwaad en degene die er schuld aan is in de gemeenschap. Wat zit daar achter: de zorg voor de eenheid en eensgezindheid in de christengemeenschap. De kern van die eenheid en eensgezindheid is de gezamenlijke oriëntatie van de gemeenschap op het Evangelie. Degene die in zijn kwaad volhardt sluit zichzelf buiten. Waar degenen die in de fout is gegaan spijt heeft en zich opnieuw in zijn manier van doen oriënteert op het Evangelie zal de gemeenschap vergevingsgezind zijn en hem weer opnemen. Het gebed van die gemeenschap met voor ogen het doen van het Evangelie zal verhoord worden. En helemaal ter bemoediging van de gelovige mens: waar twee of drie verenigd zijn in mijn naam, daar ben ik in hun midden. We mogen in de lezingen van vandaag aanwijzingen vinden over ‘hoe met elkaar als gemeenschap van christenen te leven’, maar we mogen ook moed putten een ons geloof, dat Jezus het hart en de bron is van onze christengemeenschap. Amen