Bij de vraag of mijn overwegingen wel of niet overkomen speelt niet alleen de actualiteit een rol, maar ook andere factoren. Zoals: ben ik op tijd naar bed gegaan of was het erg laat? Heb ik goed of slecht geslapen? Heb ik het druk gehad in de afgelopen week? Zit ik vol zorgen of voel ik me ontspannen? Allemaal zaken die een rol spelen als het erom gaat of mijn overweging wel of niet binnenkomt. Dat geldt niet alleen bij het wel – of niet overkomen van een preek, het overkomt ook ouders. Ze doen hun uiterste best hun kinderen goed op te voeden en hen een goede startpositie te geven, maar ze ervaren dat er ook andere factoren van invloed zijn op het denken en doen van hun kinderen en dat hun leven vaak anders verloopt dan zij gehoopt hadden. De apostel Petrus, van wie het Evangelie verhaalt, zal wel een bekwame visser zijn geweest, een man met ervaring, toch heeft hij de afgelopen nacht niets gevangen, ondanks zijn inspanning. Blijkbaar heb je meer nodig dan vakkennis en ervaring om succes te hebben. Normaal werk je als visser blijkbaar ’s nachts, zodat vis zich makkelijker laat vangen. In het Evangelie stelt Jezus Petrus voor de netten uit te gooien op klaarlichte dag, niet blijven hangen dicht bij de kust, maar naar het diepe te varen. In de ogen van Petrus en zijn maats een waardeloos idee, maar hij doet wat Jezus vraagt om Hem niet teleur te stellen. Dan gebeurt wat niemand had verwacht: de vangst is zo overvloedig dat ze hulp nodig hebben van hun maats in een andere boot. Petrus raakt zozeer onder de indruk van wat er gebeurt dat hij uitroept: ‘Heer, ga weg van mij, want ik ben een zondig mens’.
Hoe vaak proberen wij niet de werkelijkheid naar onze hand te zetten? Blijkbaar moeten wij leren dat het leven ons gegeven wordt. Hoezeer wij ook ons best doen, vaak lukt niet wat óns voor ogen staat. Ouders bv. bedoelen het meer dan goed, toch kiezen kinderen vaak eigen wegen. Toegewijde arbeiders met een rijke ervaring worden ondanks hun kwaliteiten soms aan de kant geschoven en ontslagen, als aandeelhouders te weinig rendement zien. Ook Jezus’ leerlingen moeten blijkbaar leren dat het leven ons gegeven wordt en niet maakbaar is; dat je niet alles en iedereen naar je hand kunt zetten. Voordat Jezus hen vraagt ’mensen te vangen’, moeten ze leren dat die opdracht niet inhoudt anderen van hun vrijheid te beroven en hen jouw wil op te leggen. Het gaat er juist om mensen vrij te maken, zodat ze het aandurven de stem van hun hart te volgen en zichzelf te worden. Wie door Jezus geroepen wordt om ’mensen te vangen’, wordt uitgenodigd om anderen te ontvangen met ‘open handen’. M.a.w. je open te stellen voor wat anderen te vragen en te bieden hebben. Dat vraagt om een houding van oprechte belangeloosheid en dienstbaarheid. ‘Mensen vangen’ vraagt de bereidheid te luisteren en te kijken naar wat de naaste nodig heeft. De Schriftlezingen vandaag vertellen van Jesaja en Petrus die door God worden aangeraakt en daardoor genezen worden van hun eigenmachtigheid. Wij weten dat er in onze dagen veel waarde wordt gehecht aan kennis, vakbekwaamheid en inzet van medewerkers. Zonder daar iets aan af te doen is het ook belangrijk open te staan voor het onverwachte, het wonder dat leven is en voor de onvermoede kwaliteiten waarmee medemensen vaak begiftigd zijn. Er steekt vaak meer in mensen dan wij zien en vermoeden. Als wij zoals Jezus zegt ‘mensen willen vangen’ dan moeten wij ons daarvoor openstellen, mensen ontvangen met een open hart en open handen. Het wonder dat in mensen verborgen ligt, is vaak groter en verrassender dan wij kunnen bedenken of tot stand brengen. Het goede dat er gebeurt is niet enkel onze prestatie en ook het kwade is niet alleen onze schuld. We mogen ons realiseren dat onze rol daarbij bescheidener is en dat we moeten groeien in vertrouwen. We mogen leven en werken samen met God. Je ontmoet wel eens mensen die de vraag stellen: Kun je geen goed mens zijn zonder Jezus, zonder geloof en zonder Kerk? Zeker kan dat, maar lopen wij – juist als goede mensen – dan niet het gevaar dat wij verdrinken in eigenmachtigheid? Juist als we zo overtuigd zijn van onszelf, kan het gebeuren dat wij macht gaan uitoefenen over onze omgeving, omdat we denken dat we een grote plicht te vervullen hebben en dat het realiseren van het goede enkel van onze inzet afhangt. Als Jezus zijn leerlingen oproept ‘mensen te vangen’, dan nodigt Hij hen uit om hun vertrouwen te stellen in God en in de voetsporen van Jezus te treden. Dat vraagt van ons bescheidenheid en de bereidheid om onze naasten te dienen. Jezus heeft mensen verlost van allerlei kwalen en angsten en ook van het verlangen de baas te spelen en de belangrijkste te zijn. We redden dat niet op eigen kracht, maar mogen Jezus vragen om de hulp en bijstand van de H. Geest. Als wij ons realiseren dat wij vaak tekort schieten in geloof en dienstbaarheid aan de naaste, dan is het bemoedigend te zien dat zowel Jesaja als Petrus zich bewust zijn van hun zwakheden en fouten. Volmaakte mensen bestaan er niet. Als God onze wereld in het rechte spoor wil brengen, heeft Hij geen andere keus dan een beroep te doen op mensen die zelf bekering nodig hebben. AMEN