Lezingen: Jesaja 60, 1-6; Efeziërs 3, 2-3a.5-6; Matheus 2, 1-12.
De orthodoxe christenen, ook de Grieks katholieke, me Rome verenigd, vieren vandaag hun Kerstfeest, terwijl wij de Openbaring van de Heer vieren, bij ons ook vaak Driekoningen genoemd. Het verhaal van de drie wijzen uit het oosten, ook magiërs of sterrenkundigen genoemd is het kerstverhaal van de evangelist Matteüs. Het verhaal van de geboorte van Jezus in Bethlehem vinden we in het Evangelie van Lucas.
Magiërs waren in het midden oosten een soort wetenschappers, die hun kennis, hun wijsheid ten dienste van het leven, haalden uit bv. natuurverschijnselen, bv. de sterrenhemel. Maar zij kenden ook verhalen, die bij hen de ronde deden, daarbij ook de verhalen, meegebracht door de Joden in de tijd van hun ballingschap. Daarin was bij de profeet Jesaja sprake van een opvolger van koning David, een Messias, een man van God, wiens koningschap geen einde zou kennen. De magiërs verbonden die verhalen met een opvallende ster die bijzonder hun aandacht trok. Zij volgden die, eerst naar Jeruzalem. Daar gingen ze informatie inwinnen bij koning Herodes, daarna trokken ze verder tot de ster uiteindelijk stil bleef staan boven het verblijf waar Jezus, Maria en Jozef zich bevonden. Zij knielden in aanbidding neer voor het kind en boden het geschenken aan die bij Hem pasten: koninklijk goud, wierook vanwege zijn goddelijke oorsprong en mirre vanwege zijn toekomstig lijden.
Evangelist Matheus heeft zijn bedoeling met het vertellen van het verhaal van de drie wijze magiërs. Hij zelf, een jood maar ook leerling van Jezus, is gevoelig voor de tegenstand die Jezus van zijn volksgenoten, vooral van vooraanstaande figuren en groeperingen, tijdens zijn leven. ondervindt. Hij vraagt zich af: wie horen er eigenlijk thuis in het Rijk van God, zoals Jezus dat benoemt? In zijn Evangelie zijn het degenen, die ontvankelijk en open van geest op zoek zijn in het leven met zijn vragen en opgaven. Degenen die open staan voor de Goede Tijding (Evangelie) van Jezus over de liefde tot God en medemens; degenen die bereid zijn daarin mee te gaan, in Hem te geloven. Matheus ziet dat dit soort mensen regelmatig te vinden is niet ín maar búiten de eigen kring; buiten degenen die zich beschouwen als ‘uitverkoren volk van God’ en denken dat ze beter zijn dan de rest. Degenen die de bekommernis, het mededogen en de zorg en liefde voor elkaar in praktijk brengen dat zijn degenen, die thuis horen in het Koninkrijk van God, zoals Jezus dat bedoelt. De leden van het Joodse uitverkoren volk van God schieten te kort als ze hun opdracht verwaarlozen om door hun levenspraktijk getuigenis af te leggen van hun geloof. Maar da geldt ook nu nog. Mensen van nu, op zoek naar zin, richting en vooral hoop, zouden die moeten kunnen ontdekken bij ons die proberen te leven vanuit ons geloof, onze hoop en onze liefde.
Iedere gemeenschap van gelovigen is daartoe geroepen. Dat kunnen we opmaken uit de 1e lezing van vandaag uit het profetische boek Jesaja. In de stad van God, Jeruzalem zouden alle volken moeten kunnen komen omdat ze daar God vinden als een licht in de duisternis s en elkaar als (zoekende) broeders en zusters. Hoe fijn zou het zijn als de zoekende mens van vandaag overal waar christenen wonen geloof, hoop en liefde vindt, licht in de wereld. Zoals herders en wijzen zouden ze bij ons vreugde en hoop vinden. Iets om n te streven in dit nieuwe jaar. Amen AR.