Lezingen: 1 Koningen 19, 16 b. 19-21; Galaten 5.1, 13-18; Lucas 9, 51-62.
Het is opvallend hoe radicaal anders over de strijd in Oekraïne gesproken wordt in de nieuwsuitzendingen in Rusland en (de rest van) Europa. In Rusland wordt in de door de staat gecontroleerde media gesproken over ‘een militaire operatie’; in Oekraïne en de rest van Europa wordt gesproken over ‘oorlog’. Hoe is dat mogelijk? Het verraadt een radicaal ander uitgangspunt. Voor de Russische machthebbers hoort Oekraïne bij oorspronkelijke Russische Rijk. De Russisch sprekenden die er wonen moeten beschermd worden. De Oekraïne van zijn kant beschouwt zichzelf als een onafhankelijk en vrij land, dat nu zijn onafhankelijkheid verdedigt en het gebruik van zijn eigen taal vooropstelt . De rest van Europa is het voor een groot deel daarmee eens en ondersteunt het land, maar erkent wel in het algemeen de rechten van minderheden. Nu maken we gewapend geweld op basis vanuit radicaal verschillend standpunten . (Op dat woord radicaal kom ik aanstonds nog terug).De vraag die daarbij hoort is: of oorlogsgeweld in onze tijd nog verantwoord kan worden zeker met het mogelijk gebruik van kernwapens als extra dreiging? Maar ook de zogenoemde conventionele oorlog brengt heel veel slachtoffers en verwoesting met zich mee. Iedere op aarde levende mens heeft maar één leven. Wat schuilt er toch allemaal in de mens, zowel ten goede als ten kwade.? Waarschijnlijk vragen we ons dat allemaal el eens af. Zowel Russen als Oekraïners zijn van ons ras. Mensen zijn het die elkaar oorlog kunnen bezorgen en vrede. Gelovig als we zijn zeggen we overeenkomstig het vijfde van de Tien Geboden: ‘Gij zult niet doden’. Hoort het niet bij de opgaven van christelijke geloofsgemeenschappen, tegen oorlog en geweld te zijn, daarvoor uit te komen en dienaars van vrede te zijn?
Met dat voor ogen kunnen we ons de lezingen van vandaag nog even voorstellen. Eerst die uit Paulus’ brief aan de Galaten in het huidige Turkije. Het behoort bij onze opvatting van vrijheid als ‘kinderen van God’ dat we wortelen in Gods liefde voor ons. Het woord radicaal komt van het Latijnse ‘radix’, dat ‘wortel’ betekent. Wij wortelen dus in de liefde waarvan God de bron is. Denken we aan de liefde waarmee Jezus Christus in Godsnaam weldoende onder ons heeft geleefd. Willen we Hem navolgen dan worden we geroepen te ‘wortelen’ bij dezelfde bron, of anders gezegd, te leven van dezelfde Geest van God, die Jezus Christus bezielde. We hoorden zojuist in de Galatenbrief woorden als ‘dient elkaar in liefde’ en ‘leeft naar de Geest’.
In het Evangelie van Lucas wilden de leerlingen verwoestend vuur uit de hemel afroepen over een Samaritaans dorp dat Jezus en zijn leerlingen niet wilde ontvangen. Het weigerden daarmee ook naar hun Goede Nieuws (Evangelie) te luisteren. Het punt was dat Jezus op weg was naar Jeruzalem, de tempelstad en hoofdstad van het Joodse Judea waarmee de Samaritanen in onmin leefden. Jezus is tegen geweld, zoals we in de lezing gehoord hebben, zelfs als Hij wordt afgewezen. Hij vertelt er dan ook bij, dat men best er wat voor over moet hebben om Hem te volgen. Een mens immers kan pijnlijk geraakt zijn door gebrek aan erkenning en afwijzing van wat hij/zij aan goede bedoelingen wil realiseren, maar het moet volgens het Evangelie van Jezus niet leiden tot wraak of geweld. In de Bergrede van het Evangelie van Matteüs pleit Hij voor liefde, zelfs voor de vijand. Dat is moeilijk, heel erg moeilijk, maar maakt wel verzoening en vrede mogelijk en een nieuwe start tussen mensen/volken.
Het gaat bij Jezus om de grondbeginsel waarin wij wortelen. Wij zijn daarbij geen doden die hun doden begraven, maar levende christenen die hun doden toevertrouwen aan God. En verder raadt Hij ons aan om als we eenmaal geroepen zijn tot een bestaan in geloof, hoop en liefde, niet om te kijken maar ons oog richten op heden en toekomst en ons afvragen hoe we daarin als waarachtige christenen kunnen leven.
(Emeritus pastoor Reijnen)