Afgelopen zondag hebben de katholieke bisschoppen van Zimbabwe ( het voormalige Rhodesië) een brief laten voorlezen waarin ze melding maken van de economische ineenstorting (de munt is niets meer waard), verergering van de armoede, corruptie en schendingen van de mensenrechten. Ook zeggen ze: ‘De angst sijpelt tegenwoordig langs de ruggengraat van velen. Het hardhandige optreden tegen critici is ongekend.’. Ze stellen de vraag: ‘ Is dat wat Zimbabwe wil? Een andere mening hebben betekent nog niet dat je de vijand bent.’ Zo’n boodschap komt natuurlijk hard aan bij de regering en op hun beurt beschuldigen ze de bisschoppen ervan dat zij het volk aanzetten tot genocide zoals eertijds in Rwanda.
President Loekasjenko van Wit Rusland wordt door fabrieksarbeiders uitgejouwd v.w. fraude bij de verkiezingen en het hardhandige optreden van de veiligheidstroepen tegen de demonstranten. Zonder exacte kennis van de feiten geeft het te denken dat bisschoppen zich genoodzaakt zien op zo’n duidelijke manier op te komen voor de belangen van de bevolking. En het is onvoorstelbaar dat mensen zo massaal de straat opgaan om blijk te geven van hun ongenoegen en frustratie als de leefomstandigheden in Wit Rusland goed zouden zijn. Aan dit soort terechtwijzingen moest ik denken bij de 1e lezing van vandaag. De profeet Jesaja zegt namens God tegen Shebna, de hofmaarschalk van koning Hizkia, dat hij uit zijn ambt zal worden gezet, omdat hij zijn positie heeft misbruikt voor eigen gewin. Als je in zo’n sleutelpositie je verantwoordelijkheid niet waar maakt en niet dienstbaar bent aan de mensen, dan verspeel je de gunst van God en word je vervangen.
Ook in het Evangelie van deze dag is er sprake van sleutels en wel van het Rijk der hemelen. In het fragment dat onze lezing voorafgaat heeft Jezus het aan de stok gehad met Farizeeën en Sadduceeën. Hij waarschuwt zijn leerlingen voor hen, want met de manier waarop zij de Schrift uitleggen en al die wetten en regels sluiten ze de mensen af voor de eigenlijke boodschap van de Bijbel. Lucas zegt zelfs dat ze de sleutel voor het begrijpen van de Schrift hebben weggenomen. Als Jezus over zichzelf spreekt, gebruikt Hij vaak de term ‘mensenzoon’ zoals de profeet Daniël doet in zijn visioen (7,13). De mensenzoon, zoals door hem getekend, is daar geen goddelijke figuur, maar een zwak wezen, een knecht , een slaaf. Niettemin is hij een door God geroepene en uitverkorene. Jezus beschouwt zichzelf kennelijk als een dergelijke figuur, Iemand die meer vertegenwoordigt dan uitsluitend zichzelf. Jezus wil dus wel eens weten wat zijn toehoorders over Hem denken. Volgens zijn leerlingen zien ze in Hem in ieder geval een profeet, en niet de eerste de beste, maar een van de groten. Maar meer nog dan naar wat zijn toehoorders over Hem zeggen, is Jezus geïnteresseerd in de mening van zijn leerlingen. ‘We zijn nou al een hele tijd samen opgetrokken, wie zeggen jullie dat Ik ben? Wat verwachten jullie van Mij? Wat beteken ik voor jullie?’ Als Simon Petrus dan antwoordt: ‘ U bent de Messias. U straalt de levende God voor ons uit!’, dan zegt Jezus dat dit besef geen eigen verdienste is, geen gevolg van eigen denken en intelligentie, maar dat hem dit door God is ingegeven. Als Jezus later uitlegt, welke gevolgen dat Messias-zijn voor Hem zal hebben, dan probeert Petrus Hem daar van af te houden: ‘Zoiets mag U nooit overkomen!’. Jezus noemt die reactie dan het werk van satan. Desondanks spreekt Hij zijn vertrouwen in hem uit. Hij zegt zelfs dat Petrus een sleutelfiguur zal worden bij het vormen van zijn kerk, de gemeenschap die opdracht krijgt zijn Goede Boodschap verder uit te dragen. Petrus, de enthousiasteling, maar tevens een zwakke mens die zijn Meester verloochent als hij in het nauw komt. Toch durft Jezus blijkbaar op deze ‘Rots’ zijn Kerk te bouwen. Maar net als Petrus weten ook de andere leerlingen nog niet wie Jezus echt is en wat Hem voor ogen staat. Ze hopen vurig dat Jezus als Messias hun land zal bevrijden van de Romeinen, maar dat is niet zijn bedoeling. Hij wil een Rijk zoals God het graag ziet, een rijk waar ieder tot zijn recht komt, waar mensen samen delen, zorg hebben voor de zwakkeren en bereid zijn elkaar van dienst te zijn. Hoe dat precies moet en wat dat van ons vraagt blijft een kwestie van zoeken, overleg en proberen, van fouten erkennen en waar nodig opnieuw beginnen. Voortdurend zullen we moeten bidden om de gaven van de H. Geest. Dat Petrus zo’n treffend antwoord geeft op Jezus’ vraag is hem door God ingegeven. Wat zullen wij antwoorden, als Jezus die vraag rechtstreeks aan ons zou stellen: ‘Wat beteken Ik voor jou? Wat verwacht jij van Mij?’ Welke plaats neem Ik in in jouw dagelijks leven: in je thuissituatie, in het werk dat je doet, in de keuzes die je maakt, in je vrije tijd?’ Probeer ik Hem te betrekken bij wat ik doe en bij wat mij bezig houdt? Is Hij voor mij een sleutelfiguur, een kompas? Want het gaat er immers om dat ik Hem steeds beter leer kennen en door Hem ontdek wie God is en wat zijn bedoeling is met mijn leven en dat ik door Hem steeds meer een mens voor anderen wordt, zoals Hij ons heeft voorgedaan. Bidden wij dat de H. Geest ons te hulp komt in onze zwakheid en ons ongeduld. AMEN