Lezingen: 1 Samuel 16.1b.6-7.10-13a; Efeziërs 5, 8-14; Johannes 9, 1-41.
OVERWEGING
Het is dit weekeinde halfvasten. In vroegere en strengere tijden slaakte men een klein zuchtje van verlichting, dat de ‘vastentijd’ er half op zat. Nu zouden we een zucht van verlichting willen slaken als we zouden weten dat de piek van het coronavirus voorbij zou zijn. Maar die piek moet, zeggen ze, nog komen. Laat ons dus nog maar even zuchten, gebukt als we gaan onder het juk van het virus.
Waar gaat het dit weekeinde over in de lezingen van de H. Schrift?
U kunt de lezingen uit de Bijbel erbij nemen, maar voor degenen, die misschien geen Bijbel hebben vertel ik het kort.
In de lezing uit het 1e Boek Samuel wordt er een nieuwe koning gekozen in plaats van Saul, die teveel steken heeft laten vallen. Samuel trok naar Bethlehem waar een zekere Isaï woonde, een vader van zeven zonen. Toen de profeet de oudsten zag, sterke kerels, dacht hij dat hij wel een van hen tot koning zou moeten zalven, maar het werd de jongste, nog maar een herdersjongen, weliswaar ’knap, met rossig haar en sprekende ogen’. Cruciaal in het verhaal is wat in de profeet opkomt bij het zien van de forse, sterke zonen: ‘Het gaat niet om wat de mens ziet: de mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer kijkt naar het hart’ . Bij zulk een tekst kunnen we nadenkend bij stilstaan.
De 2e lezing uit de brief van Paulus aan de Efeziërs bevat de aansporing, dat we ‘licht geworden door onze gemeenschap met de Heer, ook zouden leven als kinderen van het licht.
Tenslotte de lezing uit het Evangelie van Johannes. Dat gaat over blindheid. Jezus geneest een blindgeboren bedelaar. Er leefden in die tijd merkwaardige opvattingen zelfs bij de leerlingen van Jezus, dat, als iemand met een handicap geboren was, het gezien moest worden als een straf van God voor de zonde. Jezus geeft aan dat dit geenszins het geval is. Het is overigens geen gewone genezing doordat Jezus zegt: ‘wordt ziende’. Nee Jezus maakt wat slijk van aarde en wat speeksel, strijk dat op de ogen en vraagt aan de man zich te gaan wassen in de vijver Siloam (gezondene). De man neemt de moeite dat te doen en komt genezen van de vijver vandaan. Hij spreekt positief over Jezus en over wat Hij gedaan heeft. Maar de farizese tegenstanders van Jezus nemen daar geen genoegen mee. ‘Die man (Jezus) komt niet van God want hij onderhoudt de sabbat niet’. Het genezen door Jezus op de sabbat was al een oud conflict tussen Jezus en zijn tegenstanders, die dat beschouwden als ‘werken’ en dat mocht niet op de sabbat. Het standpunt van Jezus was: ‘de sabbat is er voor de mens en niet de mens voor de sabbat’.
De eigenlijke waarde achter het houden van de sabbat was: geen slaaf worden van je werk maar ook bewust tijd hebben voor God en voor elkaar. Dat was in Jezus’ tijd verworden tot een dwingend voorschrift van de kant van de godsdienstige overheid. Jaren geleden had onze zondag daar ook trekken van. Ik weet nog dat mijn moeder niet mocht breien of naaien. Haken mocht ze wel. Werken in de tuin was ook verboden. Achteraf gezien was dit wellicht allemaal wat te strak. Wat we niet zouden mogen verliezen is de waarde, dat we vrije mensen zouden moeten zijn, de individueel en als gemeenschap geen slaven zouden moeten zijn van wat dan ook. We zouden altijd tijd moeten vinden om elkaar en God te ontmoeten.
Wat er ook van zij, de blindgeboren man weet wat hem aan goeds is overkomen. Hij houdt daaraan vast. Zijn tegenstanders gooien hem buiten. Als Jezus he weer ontmoet en hem vraagt of hij gelooft in de Mensenzoon blijkt hij niet alleen fysiek te zien, maar ook met de ogen van het geloof. Hij gelooft in de Mensenzoon. De tegenstanders zij pas echt blind. AR