Lezingen: Jeremia 20, 10-13; Brief a.d. Romeinen 5, 12-15; Matteüs 10, 26-33.
Niet alle nieuws is goed nieuws. Dat hebben we de laatste maanden wel gemerkt, toen de wereld, voor de meesten van ons onverwacht, getroffen werd door de pandemie van het coronavirus. We zijn zo verwend in ons welvarende land. En dan opeens beperkingen op velerlei gebied: er is een noodzaak om op een onnatuurlijke wijze met elkaar omwille van elkaars gezondheid; we hebben te maken met een beperkte bewegingsvrijheid; er waren/zijn overbelaste zorgverleners; er was gebrek aan beschermende middelen. En de gevolgen: gedwongen thuisblijven; trieste verhalen van vereenzamende ouderen die geen bezoek mochten ontvangen, krimp van de economie,; bedrijven die gevaar lopen om te vallen; miljarden steun noodzakelijk voor vele bedrijven van verschillend aard. Allemaal minder goed nieuws. En, dat horen we niet graag. Het maakt onzeker en angstig. Hoe langer hoe vaker klinkt de vraag: hebben we uithoudingsvermogen genoeg om ons aan de maatregelen van de overheid te houden? Blijft de gezondheid waarde nummer één? Zijn de gevolgen maatschappelijk en economisch langzamerhand niet te groot. Specialisten spreken hier en daar elkaar tegen, wat de gelijkgezindheid onder ons mensen geen goed doet. Mensen, die waarschuwen voor een te gemakkelijke versoepeling worden ‘onheilsprofeten’ genoemd zoals indertijd Jeremia (1e lezing); ‘overal paniek’, wordt hij genoemd. Men wil niet horen wat hij in godsnaam voor het welzijn van het volk te vertellen heeft. Ook dan wil men doen waar men zin in heeft. Er zijn ook andere geluiden. De lucht blijkt schoner nu er minder gereden wordt. Files zij er bijna niet. Een aantal mensen ziet goede kanten aan de beperkingen die ons omwille van onze gezondheid worden opgelegd. Geconstateerd wordt dat in deze coronatijd er veel aandacht voor elkaar; dat men elkaar ontziet, dat er mee zorg en meeleven is; dat de hulpvaardigheid-naar- vermogen toegenomen is,; dat men geleerd heeft met geduld de situatie te nemen zoals ze is; dat men de eigen eisen en verlangens terugschroeft. Ook al is dit alles misschien eerder afgedwongen dan een eigen keuze. De uitwerking is gunstig. Mensen merken dat er in hun leven ‘een stuk rust’ gekomen is; ze konden thuis werken en waren verlost van de stress van het spitsuur verkeer. Er waren veel minder vergaderingen, groepsbijeenkomsten en cursussen. Minder stress, minder gejakker van hier naar daar. Daardoor kwam er meer mogelijkheid in gezinnen om er te zijn voor elkaar. Men zou die positieve ervaringen ook willen bewaren. Maar men maar vraagt zich af: Kunnen we dat zo houden of wordt krijgt het oude normaal het binnen afzienbare tijd weer voor het zeggen? En worden we dan opnieuw meer geleefd dan dat we thuis zijn bij onszelf en thuis in onze leefomgeving? Maar, we zijn nog niet klaar.
De laatste weken wordt massaal gedemonstreerd tegen discriminatie op basis van ras, gender, religie. De vraag die daarbij naar boven komt is of we niet af en toe een correctie nodig hebben; of het niet goed is af en toe teruggefloten te worden uit ons ‘normaal’ van alledag, dat ons zo in beslag neemt, dat we aan onze geestelijke gezondheid, onze ziel (Evangelie) niet meer toekomen? Wijzen we niet te snel de profeten af die ons waarschuwen? Het Evangelie waarschuwt ons voor hen die én het lichaam én de ziel kunnen doden. Het zou wel eens kunnen zijn dat de coronacrisis en de bewustwording van discriminatie ons duidelijk maakt waar het ons geestelijk aan schort en welke waarden we missen, Als christenen geloven we dat alle mensen, hoe geaard en gekleurd ook, kinderen zijn van God. We weten ook dat we ertoe geroepen zijn omzien te zien naar elkaar en zorg voor elkaar te dragen. Geloof en vertrouwen, hoop en liefde, die uit zichzelf treedt, zijn de grondwaarden van ons leven. Die werken positief in iedere samenleving. Zij zijn ook erkend, zegt Jezus in het Evangelie, bij onze hemelse Vader. Daar staat Hij borg voor. Amen
AR.