Skip to main content
Preken

Zondag 20-2-2022 (7C): Stapsgewijze.

By 20 februari 2022No Comments

Bij het lezen van het Evangelie van deze dag moest ik denken aan een uitspraak die ik laatst las.‘Eerst lijken dromen onmogelijk, dan onwaarschijnlijk en uiteindelijk onvermijdelijk’. Een eerste reactie op het Evangelie van deze dag is waarschijnlijk: Wat Jezus hier tot zijn leerlingen zegt is prachtig, maar onuitvoerbaar. Zo omgaan met mensen die jou onrecht doen of vijandig gezind zijn , is wel bewonderenswaardig, maar niet realistisch. Hoe kun je nou positief, respectvol of teder reageren op mensen die je vijandig gezind zijn, je benadelen en onderuit halen? Je vijanden lief hebben kan toch niet betekenen: laat bedriegers maar profiteren, tirannen onderdrukken en misdadigers maar hun gang gaan? Onrecht moet toch bestreden worden, maar je vijanden liefhebben, gaat dat niet te ver? Toch is dat wat Jezus in zijn zgn. ‘ Veldrede’ tot zijn toehoorders zegt: ‘’ Heb lief, wees goed, zegen, bid, geef en eis niet terug, veroordeel niet’. Misschien is het goed even terug te keren naar wat er aan het Evangeliefragment van deze dag vooraf is gegaan. We lezen dan in vers 12 en volgende: ’ Op een van die dagen trok Jezus zich terug op een berg om tot God te bidden. Hij bracht de hele nacht biddend door. Toen de dag aanbrak, riep Hij zijn leerlingen bij zich en koos er twaalf uit die Hij apostelen noemde. Toen Hij met hen de berg was afgedaald, bleef Hij staan op een plaats waar het vlak was. Daar had een groot aantal van zijn leerlingen zich verzameld, evenals een menigte uit heel Judea en Jerusalem en uit de kuststreek van Tyrus en Sidon. Zij waren gekomen om naar Hem te luisteren en zich van hun ziekten te laten genezen. Hij richtte zijn blik op hen en zei: ‘Tegen jullie die naar Mij luisteren zeg Ik: Heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten, zegen wie jullie vervloeken, bidt voor wie jullie slechts behandelen.’ Als iemand ons pijnlijk raakt, reageren we als in een reflex: ‘Daar ben ik niet van gediend. Ik laat je wel merken hoe dat voelt. Dat doe je geen tweede keer!’ We hebben de neiging de ander zoiets betaald te zetten. Als Jezus zijn leerlingen oproept vijanden lief te hebben en wel te doen aan hen die ons op de ziel trappen, dat gaat ons te ver. Hoe doe je dat in ’s hemelsnaam? Gaat dat niet ver uit boven wat je van een  mens mag verwachten? Zoals reeds verteld heeft Jezus vóór Hij de mensen toespreekt de nacht biddend doorgebracht. Hij laat zijn blik rondgaan over de groep die zich aan de voet van die berg heeft verzameld. Wat er toen in zijn hart is omgegaan , vertelt Lucas niet, maar waarschijnlijk is het geen blik geweest van: ‘Wat willen jullie toch allemaal van Mij? Laat Me met rust!’ Nee, het is een blik geweest, waaruit compassie sprak. Daar mogen we van uitgaan, want daarvan getuigt immers heel Jezus’ leven. Zelfs zo sterk dat zijn familie soms denkt dat Hij zijn verstand heeft verloren.

Er zullen mensen zijn die denken of zeggen: ‘ Vrome  praat, onuitvoerbaar, niet realistisch. Je kunt toch niet over je laten lopen!’. Ik denk niet dat Jezus dat van zijn leerlingen verlangt: je voor gek te laten gebruiken, maar wel ons te realiseren dat er andere  mogelijkheden zijn dan vergelding en de ander met gelijke munt te betalen. Natuurlijk hoeven wij niet kritiekloos te accepteren wat anderen ons aandoen. We mogen en moeten hen daarop aanspreken, zodat ze beseffen wat ze ons aandoen, zich van hun ongewenst gedrag bewust worden en de gelegenheid krijgen hun handelwijze te motiveren.  Dat onmogelijke liefhebben van onze vijanden begint nl. waar mensen weigeren – en ophouden vijandschap te koesteren en te voeden!  De liefde voor de vijand ontspruit in kleine daden, waar mensen elkaar ontmoeten als mens en zich willen – en tenslotte kunnen inleven in de ander. Als we voor een medemens bidden, dan helpt ons dat met andere ogen naar die mens te kijken. Waar wij het aandurven ons onvermogen voor God te erkennen, mogen wij rekenen op zijn hulp en bijstand.

In zijn dagboek heeft een Duitse soldaat eens de volgende ervaring verteld:  ‘ Uitgerekend op Pasen 1919 kwam ik uitgehongerd in een Russisch dorp. Een oude boerin bij wie ik om brood vroeg, zei me dat ze een zoon had die krijgsgevangene was gemaakt. ‘Ik heb nooit meer iets van hem gehoord. Nu ben jij mijn zoon’. Ze omarmde me en bediende me rijkelijk’.  Wat hier gebeurt maakt ons sprakeloos. Hoe kun je nou na alle kwaad en leed dat de oorlog heeft aangericht zo reageren? Toch als deze Russische mama en die Duitse soldaat elkaar zien als mens, als een moeder en een zoon, dan verdwijnt die torenhoge muur van het kwaad dat er is aangericht en die hen van elkaar scheidt.  Om ons op die weg te wagen is echter een echte band met Jezus, onze Leermeester onmisbaar. Hij is de Bron waaruit wij mogen putten. Hij kijkt naar ons met liefde en compassie.  Waarschijnlijk wordt wat wij onmogelijk achten uiteindelijk onvermijdelijk. AMEN