Skip to main content
Preken

Zondag 19-4-2020: 2e zondag van Pasen.

By 19 april 2020No Comments

Jezus Christus is een levende persoon.

Als je de evangelieboeken en de persoon van Christus alleen maar met een historische interesse onderzoekt en analyseert, dan mis je de belangrijkste toegangspoort tot het evangelie. De evangelisten hebben hun verhalen en herinneringen opgeschreven, terwijl ze de ogen vast gericht hielden op Christus, hun Heer en God, levend voor hun ogen en in hun hart. Zo ontstond het evangelie onder hun handen: niet als de nauwgezette kroniek over een man die Jezus heette en in wie het volk geloofde, maar – integendeel –  als de moeizame poging om woorden te vinden voor die levende werkelijkheid die zij zagen en ervoeren: Jezus Christus de Heer, de Zoon van de levende God, van wie hun bestaan en hun gevoelens en hun geloof vervuld waren. Over die nog steeds levende persoon vertelden ze,  via alles wat zich in hun geheugen aan herinneringen en feiten had vastgezet.

Willen wij de Schriften goed kunnen lezen, dan moeten wij eerst die levende persoon voor ogen hebben, en Hij zal de historische gebeurtenissen hun betekenis geven. De evangelies zijn geloofsboeken, en pas in tweede instantie geschiedenisboeken.

Uit: ‘ Wijsheid uit de abdijen’ (ISBN 90-209-5712-0 ) , pag. 96-97
Bovenstaande bijdrage is van Mattya el – Mishkin.

Pastor  A. Franssen

 2e zondag van Pasen Aanraken mag; vasthouden niet. 

Wat wij tegenwoordig meemaken is ongekend. De corona-crisis maakt ons bang en onzeker. Dat mensen getroffen worden door een ongeluk, ziekte of  ramp gebeurt helaas vaker. We reageren dan door elkaar op te zoeken, vast te pakken en te laten voelen: Vreselijk wat jou is overkomen, maar wees ervan overtuigd: Je bent niet alleen; ik ben er voor jou!

Op het ogenblik moeten we afstand houden van elkaar, anderhalve meter. Kinderen en kleinkinderen mogen hun (groot)ouders niet bezoeken. Die warme hand en die knuffel zijn tijdelijk niet toegestaan om besmetting te voorkomen.  Dat is moeilijk voor beide partijen. Wij willen niet alleen elkaars stem horen, maar ook de lijfelijke aanwezigheid van onze dierbaren voelen. Wij willen elkaar aanraken en met die fysieke afstand hebben we het moeilijk.

Als we de Schriftlezingen van Pasen er nog eens op na lezen, vinden we nergens een ooggetuigenverslag van wat er in die nacht van Jezus’ opstanding is gebeurd. Ook de verhalen van Jezus’ verschijnen aan zijn leerlingen zijn sober en ingetogen. We lezen dat de leerlingen hun oren en ogen niet kunnen geloven, als de Verrezen Heer in hun midden verschijnt. En ook dat Jezus niet onmiddellijk herkenbaar is. Zo ziet Maria van Magdala Jezus aanvankelijk aan voor de tuinman. De twee leerlingen, onderweg naar Emmaüs, denken eerst aan een toevallige voorbijganger als Jezus zich bij hen voegt en zich mengt in hun gesprek. Ze herkennen Hem pas, als Hij bij de maaltijd het brood voor hen breekt. Hij verdwijnt dan onmiddellijk uit hun gezicht.
Als de leerlingen angstig en met gesloten ramen en deuren bij elkaar zitten, verschijnt Jezus plotseling in hun midden Blijkbaar gelden onze menselijke beperkingen niet meer voor Hem. Hij is volkomen nieuw en toch dezelfde.  Hij draagt de wonden van zijn kruisiging. Dat Thomas de verhalen over Jezus’ verschijnen niet wil geloven is niet vreemd. Wij zouden ook de grootst mogelijke twijfels hebben als familie of vrienden ons zo’n ongelooflijk verhaal zouden vertellen. Als Jezus dan opnieuw te midden van zijn leerlingen verschijnt, wordt hij door Hem niet afgestraft. De Heer nodigt hem zelfs uit zijn wonden aan te raken. Jezus helpt Thomas om te geloven. Hij wordt niet weggezet als een ongelovige, maar als een gelovige die hulp nodig heeft.
Als we afgaan op wat die verschijningsverhalen ons vertellen is het geloof in Jezus’ verrijzenis geen geloof dat aarzelingen en twijfels uitsluit, maar geloof dat langzaam groeit. Als Thomas Jezus mag zien en aanraken, zegt hij van harte: ‘ U bent mijn Heer en mijn God’.  M.a.w. in de verschijningsverhalen worden de leerlingen niet terecht gewezen om hun twijfels en aarzelingen, maar veeleer geholpen om zich gewonnen te geven aan het ongelooflijke nieuws dat hun Heer werkelijk is verrezen. Zo is er ook het verhaal  dat Jezus voor hun ogen een stuk vis opeet. Kortom: met die verhalen willen de apostelen voor ons getuigen: het is geen zinsbegoocheling geweest. De Heer is werkelijk verrezen!

Tegelijk verhaalt ons de Evangelist Johannes  dat Maria van Magdala staat te schreien bij Jezus’ graf. Engelen spreken haar aan en als zij zich omkeert, spreekt Jezus zelf haar aan, maar zij herkent Hem aanvankelijk niet.  Pas als Hij haar naam noemt zegt ze : ’Rabboeni ‘, wat Leraar betekent. Jezus zegt dan: ‘Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgestegen naar mijn Vader’.  Aanraken mag, maar vasthouden blijkbaar niet. Is het misschien een aanwijzing van Jezus om ons duidelijk te maken: Geloven is een zaak van vertrouwen, je durven toevertrouwen. Het gaat om een werkelijkheid waarvoor je geen glasharde bewijzen en garanties kunt eisen. Het is goed dat wij vragen blijven stellen, teken dat wij serieus met ons geloof bezig zijn. Wat Thomas voor ons tot een voorbeeld maakt is niet alleen dat hij vragen durft stellen, maar ook dat hij zich niet afsluit van de andere leerlingen. Hij sluit zich niet op in zijn twijfels, kritiek en eigen gelijk. Hij is bereid zich bij de anderen aan te sluiten en te luisteren naar hun ervaringen.
De behoefte om aan te raken, vast te houden en tastbare bewijzen hoort bij ons menselijk bestaan, maar Jezus prijst de mensen die durven geloven zonder die tastbare zekerheden. Laten wij bidden dat wij durven luisteren naar elkaars ervaringen en vragen, begrip tonen voor elkaars twijfels en vragen  blijven stellen naar de zin van wat wij in onze dagen meemaken.
Wij mogen bidden: ‘Heer, U weet dat ik graag in U wil geloven, maar kom a.u.b. mijn ongeloof te hulp’!’
AMEN

Pastor  A. Franssen