Lezingen: Handelingen 2, 42-47; 1 Petrus1,3-9; Johannes 20, 19-31.
Beste mensen, ik heb geprobeerd me in te leven in de rol van de leerling van Jezus, die vaak de ‘ongelovige Thomas’, omdat ik denk, dat voor veel mensen het geloof in de verrijzenis van Jezus verre van vanzelfsprekend is en niet te bevatten. De meesten van ons houden van het concrete. Wat ons gewoonlijk bezig houdt en ons vasthoudt is onze dagelijkse werkelijkheid. Die geeft ons te doen, is opgave en tegelijk vulling van de dag; levert mogelijkheden van werk en vertier; van alleen- en samenzijn, van contact met anderen, tegenwoordig via de moderne media wereldwijd. Maar tegelijk spelen in dat dagelijkse bestaan vreugde en verdriet mee, geluk en pech, slagen en falen, verlangen en teleurstelling, zorg en moeite, zoeken naar zin en gevoel van eenzaamheid. Er gaat heel wat in mensen om te weten wat moet je er met elkaar over spreken. Bij alle intense contact van Jezus met zijn leerlingen moeten er bij hen vele vragen geleefd hebben: is Hij degene die komen moet? En Jezus zelf vraagt zich af wat zijn leerlingen van Hem denken: ‘Wie zegt ge dat ik ben? Petrus antwoordt in aller naam dat ze in Hem de Messias zien, aan wie ze zich toevertrouwen. Maar in het Paasverhaal blijkt onzekerheid bij de leerlingen en pas langzamerhand breekt het geloof door in Jezus’ opstanding. We moeten ons dus niet erover verwonderen als het geloof in Pasen ook van ons vraagt om ons toe te vertrouwen aan een ondoorgrondelijk geheim. Een geheim dat overigens tegemoet komt aan ons menselijk verlangen naar leven.
In het Evangelie van vandaag horen we het verhaal van een van de 12 leerlingen van Jezus, Thomas genaamd. Hij staat vermeld in de lijst van de 12 leerlingen door Jezus uitgekozen om Hem te vergezellen, Hem te helpen en zijn zending voort te zetten. Bij Thomas komt de twijfel naar buiten die bij menigeen een rol kan spelen in de confrontatie met de boodschap van Jezus’ opstanding met Pasen. In zijn rondtrekken met Jezus heeft hij hem leren kennen als iemand ‘die van stad tot stad ging, tot de mensen was Hij gezonden, voor zieken en gewonden had Hij een woord, en onderdak’ (naar het lied van de 1e Paasdag overleden tekstdichter Huub Oosterhuis met muziek van Bernard Huibers GvL 469). Thomas had Jezus ervaren als een bijzonder man. Niet dat hij Jezus altijd begreep maar Hij was in elk geval een man die gezag uitstraalde. Hij werd ervaren als een Messias, een gezalfde van God. Wat Hij deed was concreet en voor veel mensen een verademing vergeleken bij de strakke godsdienstige regels van overheid en dominante groeperingen in die tijd. En Thomas hield van dat concrete, zoals de meesten van ons Maar nu kwam dat bericht van Pasen, van opstanding van Jezus uit de dood…..Dat aan te nemen was wat veel gevraagd van Thomas. Hij twijfelde en durfde ervoor uit te komen: ging het concreet over dezelfde Jezus als met wie zij waren rondgetrokken en die uiteindelijk aan een kruis was gestorven? Het uitermate triest levenseinde van een uitermate verdienstelijk man. Bij het Paasbericht van vrouwen en medeleerlingen had Thomas vragen; daar moest hij helderheid over krijgen. Hij besefte dat als Pasen waar was, dat het van wezenlijke betekenis was voor het perspectief van eeuwig leven waaruit gelovigen leven. Als het ging over dezelfde Jezus dan moest dat zichtbaar zijn in de littekens van zijn bij zijn kruisiging opgelopen wonden. In een nieuwe ontmoeting van de leerlingen met de verrezen Heer, waarin Hij opnieuw ervaren als levend, is Thomas erbij. Thomas wordt uitgenodigd met zijn hand de littekens van Jezus wonden te voelen. Het gaat om dezelfde Jezus vóór en ná Pasen
Over de hoofden van de mensen van toen wendt de evangelieschrijver zich met de woorden van Jezus tot de gelovigen van de tijd na Jezus’ Hemelvaart: ‘zalig zij, die niet zien en toch geloven’. Geloof heeft te maken met overgave; ons durven toevertrouwen aan God, die groter is dan kwaad en dood, die een God is van levenden. Dat is het perspectief waarin wij, christenen, leven doorheen alles wat ons overkomt aan geluk, maar ook aan pijn, teleurstelling en dood. Dat is voor ons de betekenis van Pasen. Moge het zo zijn Amen. We lezen nu het Evangelie van vandaag.
Emeritus pastoor Reijnen.