Lezingen: Spreuken 31, 10-13; 1 Thessalonicenzen 5, 1-6; Matteüs 25, 14-30.
Enkele weken geleden ontstond er commotie in ons land toen in een orthodox protestante kerk drie diensten op zondag waren met elk 500 deelnemers. Overheidsmaatregelen stonden, toen slechts honderd aanwezigen, nu nog dertig toe. Men kon verwonderd zijn over twee dingen: dat er nog zoveel gelovigen per dienst in de kerk waren; men kon zich ook verwonderen over een toelichting van een deelnemer. Hij noemde ons menselijk bestaan een onderweg zijn naar het hiernamaals . Hij meende dat kerkelijke diensten hielpen dat gemeentenaren zich realiseerden, dat wij onderweg zijn. Waarom die verwondering over dat laatste? Omdat de gedachte over een hiernamaals uit de aandacht lijkt verdwenen en alle aandacht uitgaat naar ons leven in het ‘hiermaals’, hier en nu, het leven van alledag en in onze omstandigheden. Over een hiernamaals wordt wel nog gesproken tijdens een kerkelijke uitvaart waarin de hoop wordt uitgedrukt, dat de overledene verenigd mag worden met de dierbaren, die hem of haar zijn voorafgegaan.
Aan dat spreken over een hiernamaals werd vroeger en ook nu nog het idee van ‘een (laatste) oordeel’ gekoppeld waarin voor Gods rechterstoel verantwoording werd/wordt afgelegd over het op aarde geleide leven. Het idee van ‘verantwoording’ is ons overigens niet vreemd vooral op momenten dat we onszelf afvragen of we goed of slecht gehandeld hebben, ons leven zinvol en van betekenis was, en is, of niet.
De tekst uit het Evangelie volgens Matteüs legt een verband tussen ons leven hier op aarde, de verantwoording die wij daarover hebben af te leggen voordat we uitgenodigd worden om ‘binnen te gaan in de vreugde van onze Heer’. Het verhaal kent verschillende accenten. Als gelovige mensen zien we ons leven als een opdracht om op aarde, die ons door God is toevertrouwd wat goeds te doen. We zijn daarbij geen ‘bazen’ maar staan in dienst van onze aarde en al wat daarop is en va die er wonen. Wij hebben ieder naar onze eigen maat talenten gekregen om daarmee te werken. Wij, in het welvarende Westen, waren dat besef wat kwijt zoals blijkt uit de grote problemen rond milieu en uitbuiting van de aarde waarmee we worstelden al vóór de coronatijd. Nu heeft de coronapandemie ons in zekere zin teruggefloten van het idee dat we met de aarde, grondstoffen en milieu naar willekeur kunnen handelen. We gedroegen ons als bazen maar beseffen nu dat we tot de aarde met al at daarop is behoren, dat we evenals de aarde en het milieu kwetsbaar zijn. Dat het zorgvuldigheid en verantwoordelijkheidszin vraagt om dienstbaar om te aan met wat ons is toevertrouwd: de aarde, de planten en de dieren, de medemensen, graag levend en beducht voor het behoud van hun gezondheid. Zinvol, betekenisvol en vruchtbaar zijn we als we met onze talenten dienstbaar op stellen. De knechten met de respectievelijk vijf en twee talenten hebben aan hun opdracht wat goeds te doen beantwoord, Ze hebben zich ‘gegeven’. De dienaar met het ene talent deed er niets mee en schoot daardoor tekort. Was het angst? Had hij geen vertrouwen? Had het hem ontbroken aan een omgeving van geborgenheid en liefde? Had hij daardoor niet geleerd dat het voor een zinvol leven belangrijk is ‘zich te geven’ aan zijn levens opdracht of roeping? Een antwoord op die vragen levert dit stukje Evangelie niet.
In de eerste lezing vernemen we wél hoe waardevol een sterke vrouw is, die ‘zich geeft’ aan wat ze moet doen levend vanuit een ontzag voor God, de Heer van alle dingen. Wat dat concreet inhoudt kan verschillen naar gelang de tijd waarin men leeft. Paus Franciscus heeft in zijn rondzendbrief ‘Geprezen zijt Gij’ (‘Laudato si’ 2015) gewezen op de samenhang tussen milieu, economie en zorgvuldig en verantwoordelijk beheermede ten behoeve van een bestrijding van de armoede.
In de tijd van leven die we hebben doen we er goed aan onze talenten in te zetten als dienaars van de aarde met al wat erop is. De uitnodiging van in te gaan in de vreugde van de Heer komt dan wel.
Pastoor: A. Reijnen
********************
Stel je hebt hulp nodig bij het uitvoeren van een belangrijke opdracht. Nou heb je binnen je bedrijf enkele bekwame en betrouwbare medewerkers die je daarbij kunt inschakelen. Er staat veel op het spel. In de parabel die Jezus zijn gehoor vertelt gaat het om een gigantisch geldbedrag. Een talent stond in die dagen voor een salaris van tientallen jaren. Jezus vertelt dat twee medewerkers er direct mee aan de slag gaan en met succes. De derde man die één talent ontvangt, begraaft het geld van zijn heer. Zo hoopt hij te voorkomen dat het gestolen wordt. Als zijn heer na lange tijd terugkomt en met hen afrekent, kan die 3e dienaar het hele bedrag compleet aan hem teruggeven, maar zonder rente. Als zijn chef vraagt waarom hij het niet naar de bank heeft gebracht, dan blijkt dat hij zijn baas voor geen cent vertrouwt. Het vertrouwen dat zijn heer hém geschonken heeft door hem zulk een kapitaal toe te vertrouwen, wordt beantwoord met diep wantrouwen: ‘Heer, ik wist dat U een hard mens bent, dat U alleen maar wilt profiteren en anderen voor u laat werken. Daarom heb ik uw geld begraven!’ Zo’n verwijt komt hard aan! Blijkbaar gaat het deze heer niet eens om zoveel mogelijk rendement uit zijn vermogen te halen, want hij neemt niet eens de moeite om de winst die de twee eerste bedienden hebben behaald te laten tellen. Maar dat zijn goede bedoelingen en zijn vertrouwen zo worden gewantrouwd, dat steekt hem ontzettend. Met een medewerker die zo over zijn baas denkt, kan hij niets doen. Daarom wordt hij op staande voet ontslagen en aan de deur gezet. We mogen ervan uitgaan dat Jezus met die 3e dienaar de Farizeeën op het oog heeft. Zij verwerpen nl. het Godsbeeld dat Jezus voorhoudt. Zij houden zich stipt aan de Wet en kunnen bij het eindoordeel niet voor verrassingen komen te staan, zo denken ze. Ze snappen niet dat het Koninkrijk van God dat Jezus verkondigt geen rijk is van hébben en veroveren, maar van zichzelf geven. Gods Koninkrijk is niet het domein van hebzucht, maar van ontvangen talenten. En die verberg je niet, maar gebruik je naar best vermogen.
In de 1e lezing wordt het portret geschetst van de ideale vrouw. Zij is de vrouw naar Gods hart. Ze wordt vooral geprezen om wat ze doet voor haar man en haar gezin. Ze gebruikt al de talenten die haar zijn toevertrouwd. In het Evangelie (Matt. 25, 14-30) gaat het er om dat wij vertrouwen krijgen van God en dat wij dat vertrouwen niet schaden; dat wij God trouw zijn en ons best doen. Het gaat er niet om welke prestaties we leveren, maar dat we ons inzetten voor de groei van Gods koninkrijk naar eigen vermogen. Dat telt. Wat hebben we niet allemaal aan talenten en spirituele mogelijkheden ontvangen? Er zijn mensen die goed naar anderen kunnen luisteren. Er zijn onder ons mensen ‘met gouden handen’. Anderen hebben de gave om leiding te geven. Weer anderen zijn goede docenten. Velen zijn goed in administratie en achter de computer. Hoe velen zijn er niet werkzaam in de zorg, verpleegkundigen en artsen. Velen verdienen hun brood in de horeca of de reisbranche. Over al deze gaven en kwaliteiten gaat het in de parabel van vandaag en Jezus wil ons in deze gelijkenis meenemen in zijn verantwoordelijkheid voor wat God ons heeft toevertrouwd. Hij wil niet onze prestatiezucht stimuleren, maar onze inzet vragen voor een wereld en een samenleving die dringend behoefte heeft aan onze zorg en ons engagement. De 3e dienaar faalt vanwege zijn gebrek aan openheid en vertrouwen. Hij is bang om zijn nek uit te steken en risico’s te nemen. Hij verdenkt zijn heer ervan zich te verrijken over de rug van zijn werknemers. Als je met zo’n diep wantrouwen aan het werk moet, daalt je animo al snel naar een nulpunt.
Deze parabel nodigt ons niet alleen uit om de gaven en talenten die we ontvangen te gebruiken en vruchtbaar te maken voor elkaars welzijn, maar ook te werken aan een goede relaties. Wat kun je aan goeds verwachten in een relatie waar het vertrouwen ontbreekt? Het gaat niet alleen om onderling vertrouwen in onze relatie met andere mensen, maar ook om vertrouwen in God, die ons mensen met zoveel verschillende gaven heeft toegerust. Het zijn tekens van het vertrouwen dat Hij in ons stelt, tekens van zijn liefde.
Laten we bidden, dat Hij ons de ogen opent voor zijn gaven en dat Hij ons de kracht geeft ermee te werken in Jezus’ Geest, Amen.
Pastor A. Franssen.