Skip to main content
Preken

Zondag 10-7-2022: 15e zondag door het jaar C 2022

By 10 juli 2022No Comments

Lezingen: Deuteronomium 30, 1—14;Kolossenzen 1, 15-20; Lucas 10, 25-37

Niet altijd zijn de bedoelingen van mensen duidelijk. Als men niet zeker is over zijn of haar ware bedoelingen, wordt nogal eens gezegd: ‘je kunt wel de mens vóór zijn kop zien (d.w.z. van de buitenkant), maar niet erin. Pas als zijn/haar daden aan het licht komen weet je wat de echte bedoelingen zijn. In de dagelijkse omgang met elkaar vertrouwen we elkaar; We gaan ervan uit dat iedereen een ‘geweten’ heeft, dat hem/haar attent maakt op het goede; maar we ervaren ook dat niet iedereen de waarheid spreekt en daarnaar handelt. De gewetensvolle mens schaadt medemens en samenleving niet, maar komt eraan ten goede. Hij/zij doet wat recht en goed is ook. De vrucht van het goede handelen is de eigen innerlijke vrede. De zogenoemde ‘gewetenloze’ mens brengt schade toe aan medemens en samenleving. Mocht zijn geweten hem/haar aanklagen dan wordt het verdrongen, uitgeschakeld.

In de situatie waarin we momenteel verkeren wordt helder wat de ware bedoelingen van mensen zijn: het doorzetten van eigen macht desnoods met gebruik van oorlog en geweld desnoods met het opzij zetten van recht en rede, en het volgen van  eigen, mogelijk kwalijke, instincten. Voor hen is er maar één waarheid en dat is de hunne. U kunt dit voor uzelf, dunkt me, voldoende  concreet maken als u volgt wat er allemaal met ons gebeurt en op het nieuws verschijnt.

In de lezingen uit onze H. Schrift van vandaag wordt evenwel benadrukt dat het goede verankerd ligt in hart en hoofd van de mens, die in staat is tot vrijheid én verantwoordelijkheid. We zijn door God daartoe geschapen. God, heeft ons de aarde  toevertrouwd en ertoe heeft bestemd de beschadigde, hulpbehoevende en arme naaste te helpen. De talloze weldoende instellingen en daarin werkzamen, door betrokken mensen opgericht, zijn daarvan het bewijs.

Een  wetgeleerde, die donders goed weet welk antwoord hij krijgt wil Jezus op de proef stellen. Hij wil vooral de nadruk leggen op de ‘volmaaktheid’ van de joodse wet. Hij krijgt van Jezus het antwoord dat ‘niet de voorschriften ertoe doen maar  juist de daad, die in overeenstemming is met de voorschriften’; en dát onafhankelijk ervan of iemand hoort bij het volk dat zich als door Gods uitverkoren beschouwt’ . We gaan dat even na?
‘Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven’, vraagt de gestudeerde wetgeleerde. M.a.w. ‘wat geeft blijvende waarde, m.a.w. levenswaarde aan mijn leven’? Jezus kaatst de bal terug en vraagt hem: ‘Wat staat er geschreven in de Wet? Wat leest ge daar? In hetgeen de man uit de Wet van Mozes aanhaalt gaat het om de noodzaak van iemands bekommernis om de Ander. Zinvol is ons leven en van blijvende waarde (eeuwig leven), als we beschikbaar zijn voor, open staan naar het appél dat de medemens of de omstandigheden waarin we leven op ons doen. Het is opmerkelijk dat Jezus de vraag van de man ‘wie is dan mijn naaste’ omdraait naar ‘voor wie bén ík een naaste? Wie van de drie, priester, leviet, Samaritaan, lijkt u de naaste te zijn van de man die in handen van rovers gevallen is. Het gaat dus niet om ‘wie is mijn naaste’ maar ‘voor wie gedráág ík me als naaste’? En dan komt nog een duidelijke aanwijzing. Niet de gedoodverfde priester en leviet, van wie je het zou mogen verachten gedragen zich als ‘naaste’ van de gekwetste man. Het is de door Jeruzalem als ketters beschouwde Samaritaan die zich als naaste gedraagt. Tijd en vermogen, en daarmee zichzelf, zet hij in voor de berooide en gewonde medemens. Dit soort aanvoelen, dit soort aanwijzingen leven in ons menselijk geweten, in ons hoofd en in ons hart., zegt het Tweede Wetboek van Mozes:  ‘Het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart. Ge kunt het dus volbrengen’. Alle goede, gewetensvolle mensen kunnen de wereld ten goede komen. Mogen we bij hen horen. Amen
(Emeritus pastoor Reijnen).