Zaterdag 4 november (pastoor Reijnen).
31e ZONDAG DOOR HET JAAR A 2023
Lezingen: Maleachi 1, 4b-2,2b.8-10; 1 Thessalonicenzen 2, 7b.9-13; Matteüs 23, 1-12.
Niet altijd weten we, beste mensen, wat te denken van de gebeurtenissen, die zich momenteel in onze wereld afspelen. Niet altijd hebben we voldoende zicht op de achtergronden van de hetgeen we meemaken. Ze zijn vaak veel ingewikkelder dan wordt voorgesteld. Wel voelen we aan dat er beginselen zijn die gelden als voorwaarde voor een menswaardig bestaan. In het algemeen is men het erover eens, dat iedereen recht heeft op een plek waar men veilig kan leven, wonen en zich kan ontwikkelen. En dat we samen de voorzieningen moeten scheppen, die een veilig bestaan mogelijk maken. Wat dat betreft is het afschuwelijk en huiveringwekkend wat op zoveel plekken op aarde momenteel gebeurt. Wij mensen kunnen zowel elkaars naasten zijn in liefde als elkaars vijanden in haat. We kunnen op een positieve manier elkaars leven ondersteunen, maar we kunnen elkaars leven ook afbreken. En dat terwijl we allemaal maar één leven hebben. Tachtig jaar geleden zaten we zelf midden in de zogenoemde 2e wereldoorlog van 1940-1945. Ook bij ons is vrede niet vanzelfsprekend. In alle mensen kunnen klaarblijkelijk impulsen leven, die het leven dienen óf afbreken in het klein en in het groot. Gelukkig leven we momenteel zelf niet in een context van oorlog, die mens en goed vernietigen. En, we worden als gelovige mensen in ons streven naar vrede geholpen door de aanwijzingen Jezus, de gezalfde van God (=Christus). Immers, Hij is Iemand van wie we geleerd hebben leven en welzijn van mensen te bevorderen; in Godsnaam is Hij daartoe mens geworden. Hij zette zich ervoor in tot zijn dood aan een kruis toe, alsof Hij een misdadiger was.
Al een aantal weken kregen we in de lezingen uit het Evangelie voorgelegd wat past bij het Koninkrijk van God. Het ging over het elkaar durven aanspreken bij fout gedrag; over het altijd vergeven aan elkaar zonder grens; het ging over Gods goedheid ook voor de werkers van het laatste uur; het ging over de aanvaarding van het Evangelie en het je ernaar gedragen; vooral het je gedragen naar het voornaamste gebod, dat van de liefde tot God en medemens.
Na de verschillende verhalen over wat past bij het Rijk van God, richt Jezus zich tot volk en leerlingen om aan te geven ‘de ruimte’ waarin mensen die in Hem geloven mogen leven. Jezus plaatst dat tegenover de met talloze voorschriften dicht getimmerde ruimte van de godsdienst in Jezus’ tijd. Liefde schept ruimte, zet het eigen ik op de tweede plaats, is dienend en nederig, stelt talenten in dienst van elkaar zonder daarmee baas te willen zijn. Dat is niet simpel in onze ‘op het eigen IK gerichte tijd. Er zit overigens veel goeds op de aandacht voor ieder menselijk individu, daar niet van. Denk maar aan gelijke rechten voor iedereen, aandacht voor aantasting van die rechten; denk maar aan het streven naar ‘bestaanszekerheid’ voor iedereen, al leidt dat lang niet altijd tot concreet resultaat. Naast die aan dacht voor het individu, beseffen we hoe langer hoe meer dat ‘we samen onze aarde bevolken en er verantwoordelijkheid voor dragen. Dat vraagt om aandacht voor elkaar, ruimte van leven gunnen. Dat vraagt erom dat we dienstbaar zijn aan elkaar en ons niet op functie of baan laten voorstaan. Dat is de achtergrond van Jezus’ opmerking om zich ‘geen rabbi (‘mijn heer’ of ‘meester’) te laten noemen; en ook al is men dat zich daar niet op te laten voorstaan, maar zijn functie en werk te beschouwen als een dienst aan het geheel. Een goede leraar beseft immers dat hij ook leert van zijn eigen leerlingen. Bij het leren, zowel als bij het liefhebben is ‘het wederzijds’ van groot belang, beter gezegd ‘noodzakelijk’. Zo moet het ook zijn bij godsdienstige leiders in Jezus’ tijd maar ook nu. Net als Jezus zelf zijn ze er om mensen te dienen in trouw aan het Evangelie. De onlangs afgesloten fase van de synode in Rome was een oefening in het gezamenlijk pelgrimerend onderweg zijn van volk en leiding naar onze gemeenschappelijke bestemming, ons hemels Vaderland. De eerste lezing uit de profeet Maleachi (mijn bode) klaagt de leidinggevenden aan, die zich daar niet bewust van zijn; en de Evangelielezing wijst ons erop dat we op de eerste plaats broeders en zusters zijn luisterend naar de ene leraar Jezus Christus, die ons voorhoudt dat wie onder ons de grootste is als een dienaar moet zijn. Houden we ons daaraan en we zullen gelukkig zijn Amen.
***************************************
Zondag 5 november (kapelaan Siju).
Eens kwam een moeder met haar kind naar Gandhi. Zij verzocht hem, het kind het advies te geven om ‘minder’ te snoepen. Gandhi vroeg haar over paar dagen terug te komen. Een paar dagen later kwam de moeder weer. Hij vroeg haar wéér over paar dagen terug te komen. Wederom kwam de moeder na een paar dagen terug. Toen adviseerde hij het kind om ‘niet’ meer te snoepen. Toen stelde de moeder de vraag: “Waarom kunt u hem dit niet meteen op de eerste dag zelf adviseren”? Gandhi zei: “Ik was ook verslaafd aan snoep, het kostte me zoveel dagen om daar vanaf te komen”. Nu ben ik niet verslaafd, dus kan ik hem direct adviseren.
Beste medegelovigen, in het evangelie van vandaag geeft Jezus scherpe kritiek op de Schriftgeleerden en Farizeeën over hun schijnheiligheid. Want ze handelen zelf niet volgens hetgeen wat ze aan de gewone mensen willen leren. Jezus zegt: “Doet en onderhoudt alles wat zij u zeggen, maar handel niet naar hun werken, want zelf handelen zij niet naar hun woorden. Ze leiden een dubbelleven”. Dat betekent, dat ze geen harmonieus leven leiden, want hun woorden en daden spreken elkaar tegen.
Deze kritiek is soms ook aan ons gericht, wanneer wij ons méér richten op ons eigen belang of voordeel dan op dat van onze naaste. Bv. Wij komen naar de Mis, maar besteden er in ons persoonlijke gebed veel tijd aan, dat onze eigen zin in vervulling gaat. Als we veel bedevaarten maken die slechts voor vervulling van eigen voordeel of behoefte bedoeld zijn of een uiterlijke indruk oproepen. Maar dit geloof, of deze vroomheid weerspiegelt dan niet in ons leven, in onze omgaan met onze naasten. Wij zijn niet bereid om te vergeven, of andere mensen voelen zich soms niet welkom in onze groepen.
Dan missen wij het gemeenschappelijke gevoel onder elkaar. Broers en zussen kunnen verschillend zijn, maar wij hebben allemaal onze eigen gaven, maar ook onze eigen fouten. Wat Christelijk is, betekent dat wij van elkaars fouten kunnen leren en gebreken door broederlijke, respectvolle communicatie aan elkaar kunnen toegeven. Bovendien is het belangrijk om de mensen, met wie wij elke dag ons leven delen; bv. in onze parochie, op ons werk, in ons gezin, proberen te respecteren zoals ze zijn.
Als leerlingen van Christus, moeten wij onder elkaar een simpele en broederlijke houding aannemen. Wij mogen anderen in geen geval verpletteren of op hen neerkijken. Jezus wil anders van ons. Hij wil dat wij elkaar liefhebben, zoals Hij ons heeft liefgehad en nog steeds liefheeft.
Op het einde van het evangelie hoorden we woorden van Jezus die we niet kunnen negeren. Hij zegt: ‘De belangrijkste onder u zal uw dienaar zijn.’ En Hij zegt ook: ‘Wie zichzelf verheft, zal vernederd, en wie zichzelf vernedert, zal verheven worden. Jezus roept ons op tot Nederigheid. Dit is het tegenovergestelde van trots, eigenliefde, eigenbelang enz. Jezus stelt dienstbaarheid voor als een kwaliteit om Zijn volgeling te zijn. Nederigheid en dienstbaarheid zijn de wegen die Jezus ons nadrukkelijk voor houdt. Het zijn ook de wegen die aansluiten bij het voornaamste gebod dat Jezus ons geeft: “God beminnen en de naasten beminnen gelijk jezelf”.
Laten wij proberen vol liefde voor God en elkaar, in alle oprechtheid en in nederigheid te leven. Want wij zijn allemaal broers en zussen en kinderen van een dezelfde Vader in de hemel. Amen.