‘Emotie is motor van gesprek’
“Goed luisteren en mensen in hun waarde laten.” Dat waren voor vicaris André Franssen de belangrijkste instrumenten, waarmee hij de afgelopen zeven jaar op pad ging om namens de bisschop oude en zieke priesters en diakens in het bisdom te bezoeken. Omdat hij dit voorjaar 80 is geworden, heeft hij zijn taak onlangs neergelegd.
Geheel in lijn met zijn karakter, heeft Franssen begin juni tijdens een vergadering van de bisdomstaf op bescheiden wijze afscheid genomen van het bisdom Roermond. Sinds 2013 was de voormalig ziekenhuispastor en oud-deken van Venlo actief als bisschoppelijk vicaris, met als speciale opdracht de zorg voor rustende en zieke priesters en diakens. “Toenmalig bisschop Wiertz had mij gevraagd om namens hem de emeriti te bezoeken,” vertelt Franssen in zijn knusse bungalow in Cadier en Keer. Bij zijn aantreden heeft bisschop Smeets me gevraagd daar nog een tijdje meer door te gaan.”
Waaruit bestond uw werk?
“Er was een lijst met zo’n 180 namen van emeriti-priesters en -diakens. Die ben ik in de loop van de jaren bijna allemaal gaan opzoeken, sommige zelfs heel regelmatig. Als je dat serieus wilt doen, ben je daar gemiddeld twee dagen per week mee bezig. Meestal probeerde ik de afspraken zo te plannen, dat ik op een dag drie of vier bezoeken in dezelfde regio kon afleggen. Daarnaast was ik ook namens de bisschop bij uitvaarten van priesters en diakens aanwezig. Als vicaris was ik lid van de bisdomstaf, dus de agenda liep goed vol.”
Hoe verliep zo’n huisbezoek?
“Sommige priesters waren heel open en vertelden me hun hele levensverhaal. Bij anderen moest ik wat meer vragen stellen om het gesprek op gang te brengen. Ik informeerde altijd: waar heb je in je werk als priester of diaken plezier aan beleefd? Wat heeft je voldoening gegeven? Maar ook: hoe vul je je tijd nu in? Ik vind het heel belangrijk dat collega’s hun verhaal kwijt kunnen. Het werden meestal persoonlijke gesprekken. Ook moeilijkheden die ze waren tegengekomen, kwamen ter sprake. Ik heb geprobeerd niet over mensen te oordelen, maar iedereen in z’n waarde te laten. Als iemand veel kritiek op het bisdom had, nodigde ik hem uit om het op te schrijven of om een brief naar de bisschop te sturen.”
Hoe reageerden priesters als u kwam?
“Ik was overal van harte welkom. Zelf ben ik al 55 jaar als priester actief, dus de meeste emeriti kende ik al. Zij beschouwden mij als een van hen. Degenen die ik niet kende, zagen mij als een collega die belangstelling toonde. Slechts een enkeling had geen behoefte aan zo’n gesprek.”
U hoefde niet de zorg of de woonruimte voor emeriti te regelen?
“Een heel enkele keer heb ik dat wel gedaan, als er niemand anders was om dat te doen. Maar meestal bekommert de familie zich om dat soort zaken. Met mij spraken de priesters vaak over de zaken waarover ze met hun familie moeilijk kunnen praten. Het gevoel geen bijdrage aan de pastoraal meer te kunnen leveren bijvoorbeeld. En de angst om te vereenzamen.”
Zijn veel gepensioneerde priesters eenzaam?
“Dat is heel wisselend. Er zijn er zeker die eenzaam zijn en anderen die daar helemaal geen last van hebben. Ik heb wel gemerkt dat nogal wat collega’s bang zijn voor een zwart gat als ze stoppen met hun werk in de parochie. Dat is voor sommigen een reden om door te werken, ook als het misschien beter zou zijn om een stap terug te doen. Ze vragen zich dan af: wie ben ik nog als ik stop? Of: waar kom ik dan terecht. Heel menselijke vragen. Stel je voor dat je met pensioen of emeritaat gaat en je voormalige werkgever zou nooit meer iets van zich laten horen. Dat zou toch heel erg zijn?
U heeft jarenlang als geestelijk verzorger in het ziekenhuis gewerkt. Kwam die ervaring u bij dit soort gesprekken van pas?
“Zeker. Als ziekenhuispastor moet je goed kunnen luisteren. Luisteren is de kern van de zaak. En open vragen stellen. Toen ik een paar jaar priester was, heb ik aanvullende opleidingen gevolgd over onder andere het voeren van pastorale gesprekken. Mijn afstudeerscriptie had als titel ‘Huisbezoek als ontmoeting’. Tijdens sessies klinisch-pastorale vorming ging het over het leren inzien hoe een gesprek verloopt, het aanvoelen wanneer mensen ergens mee zitten, maar dat niet kunnen of durven benoemen. Waarom begint iemand steeds over hetzelfde onderwerp? Dat is meestal een teken dat hem iets dwarszit. Ziekenpastoraat is een eigen vakgebied. Ik geef daar zelf ook regelmatig cursussen over. Mensen die ziek zijn, ontdekken dat hun lichaam niet meer wil wat zij willen en dat haalt hen uit hun gewone doen. Daar moet je als luisteraar alert op zijn. Als je echt naar iemand luistert, gaat er in je hoofd als het ware een soort bandje meelopen. Je registreert dan ook hoe de ander kijkt of reageert. Het kan helpen om je gesprekspartner daar ook iets van terug te geven. Soms zelfs uit te dagen: Waarom zeg je dit? Waarom reageer je zo? Emoties zijn vaak de motor van een gesprek. Maar die maken zo’n gesprek wel intensief.”
Is het belangrijk dat er iemand is die namens de bisschop dit werk doet?
“Heel belangrijk. Stel je voor dat je met pensioen of emeritaat gaat en je voormalige werkgever zou nooit meer iets van zich laten horen. Dat zou toch heel erg zijn? Priesters en diakens hebben jarenlang dienstwerk voor de Kerk verricht. Als dat wegvalt, is dat een gemis. Het is heel lastig om daar met parochianen over te praten, want voor hen ben je toch de functionaris van de kerk. Dan is het fijn als er een collega is, bij wie je je verhaal kunt doen.”
Was er een verschil tussen de gesprekken met priesters of diakens?
“Niet wezenlijk. Bij diakens heb je soms ook te maken met de echtgenote. Diakens hebben vaak ook kinderen en kleinkinderen. Daar vertellen ze graag over. Maar ik vraag ook waarom ze diaken zijn geworden? Dan volgt er toch een zelfde soort gesprek als met priesters. Over hun roeping, over wat het voor hen betekent, over wat het met hen doet om diaken te zijn.”
Hoe vond u het zelf om dit werk te doen?
“Het is fijn als je merkt dat iemand je in vertrouwen neemt en dingen met je wil delen. Collega’s voelen in zo’n gesprek ook erkend en gewaardeerd. Dat heeft me zelf ook energie gegeven. Het waren voor mij leerzame gesprekken, waarin ik mezelf ben tegengekomen. Soms hoorde ik een priester iets vertellen, waarvan ik dacht: inderdaad, dat kan mij ook overkomen.”
Nu gaat u echt met emeritaat?
“Nog niet helemaal. Ik assisteer nog in de parochies van Eys, Nijs- en Wahlwiller. Dus elk weekeinde ben ik nog actief in parochies. Het is fijn om dat contact te hebben.”
Komt uw opvolger u straks ook opzoeken?
“Haha! Hij is van harte welkom.”