Lezingen: Jeremia 20, 7-9; Romeinen 12, 1-2; Matteüs 16, 21-27.
Er zijn op het ogenblik heel wat mensen die het niet gemakkelijk hebben. Momenteel worstelen ons land, Europa, onze wereld met een aantal problemen: afname van de koopkracht, in Nederland dreigen een miljoen mensen beneden de armoedegrens te geraken als er geen steun komt onzekerheid of we de winter goed doorkomen; klimaat, hitte en hoosbuien; vervuiling van water en natuurgebieden; vluchtelingenstromen; sterk verdeelde meningen. Het leven leek een jaar of vijf geleden aan onze kant van de wereld alleen vooruitgang te kennen. Daar zijn we van terug moeten komen gezien wat er de laatste jaren allemaal gebeurd is. Het liefst zouden we de hedendaagse problemen ver van ons weg willen schuiven. Maar alsmaar worden we erop gewezen dat de vragen van onze tijd ons allemaal betreffen en dat voor vele kwesties (zoals klimaat en milieu) ieder van ons verantwoordelijk is. Misschien dat we bij het voortschrijden van onze welvaart te lang verwacht en verlangd hebben dat we het alleen nog maar beter konden krijgen, onze vrijheid alleen maar groter kon worden. Maar allemaal ervaren we dat er ook een andere kant aan het leven zit. We kunnen met pech te maken krijgen, met verdriet en tegenslag, met verlies en onbegrip, met gebrek aan acceptatie en aandacht. We kunnen onszelf tegenvallen en anderen kunnen ons tegenvallen. Er zit dus in ons leven een spanning tussen verlangen/verwachting en de werkelijkheid.
De spanning tussen verwachting en werkelijkheid vinden we terug in de lezingen van vandaag. Profeet Jeremia klaagt bij God over de zwaarte van zijn opdracht. Hij, die dacht aan een liefhebbende en ondersteunende God, voelt zich in de steek gelaten. Hij twijfelt aan zichzelf en of hij werkelijk profeet moet zijn met een lastige en waarschuwende boodschap voor het volk. Maar terwijl hij ernstig twijfelt komt in het diept van zijn wezen de overtuiging naar boven, dat het zijn roeping is om een waarschuwende en lastige profeet te zijn en dat God met hem is.
In het Evangelie van Matteüs vinden we eveneens de spanning terug tussen verwachting/verlangen en werkelijkheid. De vorige zondag hebben we Petrus in naam van zijn medeleerlingen tegen Jezus op diens vraag horen zeggen: ‘U bent de Messias (gezalfde van God), de zoon van de levende God’. Dat woord ‘Messias’ is gevuld met de verwachting dat Jezus een bevrijdende, verlossende figuur zou zijn ten gunste van Israël dat zichzelf zag als Volk van God. Daarbij passen alleen woorden bij als welvaart, politieke macht en onafhankelijkheid, samenhang, voorbeeld van het ware Godsgeloof voor alle andere volken. Maar dan komt Jezus met een heel andere invulling. Zijn Messias-zijn heeft te maken met lijden en dood om de wortel van het kwaad aan te tasten en ongedaan te maken. Weliswaar praat Jezus ook over verrijzenis; maar de aankondiging van het voorafgaand lijden past helemaal niet in de Messias-verwachting van de leerlingen. Dat laat Petrus zijn meester weten. Jezus wijst hem echter terug met het woord ‘satan’ dat ‘tegenstrever’ betekent. Jezus wil de voorwaarden waaronder ieder van ons bestaat, delen en doorléven. Daarvoor is Hij in Godsnaam echt mens onder ons geworden. Hij zal met daarom lijden en sterven, daarmee het kwade overwinnen, maar ook verrijzen. Daardoor schenkt Hij ons die in Hem geloven perspectief bieden op leven voorgoed, over d grens van de dood heen. Jezus vraagt wel van ons dat we Hem navolgen; dat we doen zoals Hij en ons eigen kruis te dragen in ónze tijd van leven. Ook dus in de moeilijke tijd op het gebied van inflatie (het minder waard zijn van ons geld), onzekerheid en klimaatverandering, zorg om de schepping, die we momenteel samen doormaken. Dat zal ons nu al behoeden voor schade aan onze ziel en ons definitief leven brengen als de tijd van oordeel gekomen is over hoe we het tijdens ons bestaan op aarde ervan afgebracht hebben. Amen.
Emeritus pastoor Reijnen.