Lezingen: Handelingen 1, 1-11;Efeziërs 1, 17-23; Matteüs 28, 16-20
Afscheid, beste mensen hoort bij het leven. Het doet zich op verschillende manieren voor. Afscheid is er van een levensperiode: van het kind-zijn, van de jeugd: afscheid van thuis bij het stichten van een nieuw gezin; afscheid van een betaalde baan bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd; afscheid van het leven zelf bij het sterven. Na een afscheid, of dat nu is van kinderen die het huis uitgaan, van werkzaamheden, t.g.v. een overlijden, hoor je de mensen die achterblijven vaak zeggen: ‘het leven gaat verder’. Er moet dan vaak gezocht worden naar een nieuwe invulling, een nieuwe zin, een nieuw evenwicht. Maar daarbij is de tijd, die wij, met elkaar geleefd hebben, met partneren gezin, met werkomgeving, met vrienden niet zonder invloed op onze eigen ontwikkeling gebleven; integendeel ze laten blijvend sporen na in ons verdere leven. Maar evengoed: wat was dat is niet meer, daar kunnen we daar niet naar blijven staren. We moeten het leven weer zelf oppakken.
Iets dergelijks van afscheid en de vraag ‘hoe verder’ maken de leerlingen van Jezus ook mee. Laten we ons dat eens proberen in te denken: De leerlingen beseffen dat hun leermeester heen zal gaan en vragen zich af hoe verder? Ze hebben het niet gemakkelijk. Jezus was een duidelijke leider. Hij had een duidelijke boodschap: het brengen van Gods betere wereld. Ze waren enkele jaren met Hem meegetrokken. Dat heeft zijn invloed gehad. Ze waren gaan geloven in zijn Goede Tijding met als uitgangspunten: liefde voor God en de medemens. Dat lag in de lijn van Gods plan voor een betere wereld. Wetgever Mozes had daar met de 10 Geboden al woorden aan gegeven. Ze waren door hun meester zelfs al uitgestuurd om die Goede Tijding verder te verspreiden en hadden aardig wat resultaat geboekt. Maar van de kant van hogepriesters, oudsten en schriftgeleerden was er veel weerstand geweest. Die waren bezorgd voor de afname van hun eigen invloed op het volk. De tegenstand was van dien aard geweest dat ze hun leermeester, voor de leerlingen dé gezalfde van God, ter dood hadden gebracht. Hun rol als leerlingen was daarbij heel negatief geweest. Een van hen had Hem verraden, een ander had ontkend dat hij Hem kende, de rest was op de vlucht gegaan. Slechts één van hen, Johannes was Hem met Jezus’ moeder trouw gebleven tot onder zijn het kruis. Toen kwam de ervaring van Jezus’ opstanding met Pasen. Jezus leefde. God was sterker dan zonde en dood. Dat had hun zwakke geloof versterkt. Niet dood en kwaad bepaalden uiteindelijk het mensenleven, maar God en zijn liefde voor de mensen. Zij hadden die liefde mogen zien in Jezus, een mens die God in zich had. Dat alles ging door hen heen nu ze wisten dat Hij van hen heen zou gaan. Ze herinnerden zich dat Hij bij zijn afscheid hen had toegezegd, dat Hij weliswaar heenging, maar ook bij hen zou blijven. Hij zou hen Gods Geest als een helper en kracht sturen, dezelfde Geest van God die in Hem werkzaam was geweest. Geloofden ze dat echt?
‘Sommigen echter twijfelden’ staat in de Evangelietekst van Matteüs. Anderen hadden, zoals bleek uit de 1e lezing hun ‘politieke verwachtingen: ‘Heer, gaat ge in deze tijd het koninkrijk van Israël herstellen? Jezus aarzelt niet. Voor Hij van hen weggaat geeft Hij zijn leerlingen van toen en van alle tijden, ook ons dus, de opdracht: ‘Gaat en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest. Sinds die tijd is het de doopformule van de geloofsgemeenschap. Jezus voegt eraan toe: ‘en leert hen te onderhouden alles wat ik u bevolen heb. Zie ik ben met u tot aan de voleinding van de wereld’. Met de leerlingen van toen, weten wij nu wat we te doen hebben. Ook al lijkt er minder aandacht voor geloven in het Evangelie en voor onze christelijke geloofsgemeenschap. Aan de huidige zoekende mens naar zin en zinvol leven te midden van chaos en crises in onze wereld hebben we een hoopvolle, troostvolle en bemoedigende boodschap van leven. Daarbij worden we geleid door de Geest, die als Gods kracht leeft in Jezus, onze Heer, en in ons. Laten we ook in onze situatie niet bang zijn en moed houden; laten we ons openstellen voor Gods Geest, de Geest van Jezus Amen.
Emeritus pastoor Reijnen.