Lezingen: Handelingen 14, 21-27; Apocalyps 21, 1-5a; Johannes 13, 31-33a.34-35.
Onder de onderwerpen die vaak aan de orde komen, veelvuldig bezongen worden, en hartstochtelijk worden verlangd, hoort ongetwijfeld de liefde. Wie liefde ontvangt voelt acceptatie, aandacht, erkenning, waardering voor de mens, die hij/zij is. Liefde heeft een mens nodig om te kunnen ‘leven’, zich te kunnen ontwikkelen.
Dat liefde en liefdevolle omgeving niet vanzelfsprekend zijn kunnen we gewaar worden daar waar liefde of een liefdevol klimaat ontbreekt of aan het verdampen is. Dat kan op grote en kleine schaal het geval zijn. Onmacht, gebrek aan mogelijkheden en erkenning, armoede, gebrek aan juiste wetgeving en wantrouwen kunnen er oorzaken van zijn. Van overheid wordt dan verlangd dat ze dan maatregelen neemt om de kwalijke kanten van het gebrek aan liefde tegemoet te komen. Dat neemt niet weg dat liefde maar ook het tekort eraan en aan de juiste structuren zich onder mensen voor kunnen doen.
Is de liefde al zulk een belangrijk onderwerp onder mensen, voor ons als christenen is dat ook zeker zo. De H. Paulus noemt in zijn brief aan de inwoners van de havenstad Korinthe onder der trits geloof, hoop en liefde de laatste als de voornaamste (1 Korinthiërs hst 13). In het Evangelie wordt de liefde tot God en medemens de kern genoemd van Wet en Profeten. In de lezing uit het Evangelie van Johannes van vandaag wordt door Jezus de liefde voor elkaar, vaak niet vanzelfsprekend en veel vergeten, nieuw aan de orde gesteld.: ‘een nieuw gebod geef ik jullie: ‘jullie moet elkaar liefhebben’; en dan komt het: ‘zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten ook jullie elkaar liefhebben’ . Het is een liefde, die bereid is tot het geven van zichzelf ten einde toe. Jezus zegt dit tegen zijn volgelingen op een cruciaal moment in zijn leven, als hij aanvoelt wat Hem te wachten staat. Dat blijken gevangenschap, veroordeling op valse gronden, marteling en dood aan het kruis.. Het Evangelie van Johannes noemt die fase in Jezus’ leven diens ‘verheerlijking en de verheerlijking van God’. Dat zijn toch een rare woord om er iemands lijden en kruisdood mee te typeren. Maar we moeten die woorden wel in het juiste perspectief zien: Jezus trouw aan mensen en God tot in zijn dood verdienen de hoogste waardering, zoals ook mensen die hun leven gaven en geven ter verdediging van vrijheid de hoogste waardering verdienen. Ook klinkt in het woord ‘verheerlijking ‘ in het Evangelie de opstanding van Jezus op Pasen door.
Daarin wordt aangegeven dat niet zonde en dood het laatste woord hebben, maar door Gods toedoen opstanding en leven. Zo ook voor ieder die in Jezus kan geloven. Gemeenschappen van volgelingen van Jezus zien we na Jezus dood ontstaan in grote delen van het Romeinse rijk onder Joden aan aanhangers van de lokale godsdiensten. In de eerste lezing werden diverse steden en landstreken genoemd, bezocht door de grote missionaris Paulus en zijn gezellen. Hij geeft gevolg aan de opdracht van Jezus om het Rijk van God te verkondigen tot aan de uiteinden der aarde: ‘Een nieuw gebod geef Ik jullie; jullie moeten elkaar liefhebben, zoals ik jullie heb liefgehad’. Er is dus geen grens aan de liefde en de intensiteit ervan.
Onze tijd heeft sterke aandacht voor de individuele mens, voor ieders ontplooiing, ieders prestatie, vrijheid t/m die van meningsuiting; deze, onze tijd daagt ons uit na te denken over hoe we het ’altijd nieuwe gebod van de liefde’ in onze tijd gestalte moeten geven. We kunnen niet zeggen: ‘liefde is niet meer van deze tijd’, want het verlangen naar liefde is door God in ons hart gelegd en daarmee van alle tijden. Degenen, die er zich voor inzetten de liefde, naar Jezus maat, telkens opnieuw tot uitdrukking te brengen en vorm te geven zijn mensen van en voor alle tijden. Mogen wij van die mensen zijn. Amen AR