Lezingen: Ezechiël 17, 22-24; 2 Korintiërs 5, 6-10; Marcus 4, 26-34
Er is veel, beste mensen, dat tot de basisvoorwaarden behoort van ons bestaan. Ons eigen lichaam, onze familie, onze eigen ziel of geest, onze eigen gedachten en gevoelens, onze eigen persoon. We leven ook samen op onze aarde, die de producten oplevert waarmee wij ons voeden. We gaan er vanzelfsprekend vanuit, dat de aarde vruchtbaar is en onze inspanning bij het bewerken ervan vrucht draagt. Als die patronen doorbroken worden spreken we van een catastrofe, bv. bij overstromingen of aardbevingen van grotere omvang, bij uitbarstingen, door menselijk toedoen, van oorlog en geweld.
Dit alles geeft aan hoezeer ons bestaan afhankelijk is van wat we hebben gekregen of meegekregen. We moeten er zo mee omgaan, dat het ons bestaan dient en niet aantast. Vandaar de huidige aandacht voor zorgvuldige omgang met de aarde en zijn grondstoffen, de aandacht voor het milieu en voor duurzaamheid. De aandacht ervoor dat ook de armen kunnen delen in wat de aarde oplevert. De aarde is ons toevertrouwd, ons gegeven.
Het evangelie van vandaag legt de nadruk op haar vruchtbaarheid. De landbouwer kan wel ploegen, bemesten, planten, maar terwijl hij thuis is en er slaapt, ontkiemt het zaad en ontwikkelt het zich tot plant, struik en boom en brengt het vruchten voort. Zo is dat ook met de planten en de bloemen, die wij in de tuin zetten. Onze aarde heeft vruchtbaarheid als eigenschap meegekregen. Vandaag gebruikt Jezus de vruchtbaarheid van de aarde en de kiemkracht van het zaad om aan te geven dat deze eigenschappen ook gelden voor het Rijk van God. Nu zult u zeggen of denken, dat we daar momenteel weinig van merken; dat we eerder het tegendeel gewaar worden: afname van betrokkenheid bij geloof en kerk. Dat is op het eerste gezicht verontrustend, maar kan vervolgens ook aanleiding zijn tot bezinning. En dat is goed. Hoe dienen we ons christelijk geloven te beleven in het hier en nu, m.a.w. in een heel andere tijd dan 60-70 jaar geleden? Brengen we de inhoud van het Evangelie nog wel op de juiste manier? Daar wordt volop over nagedacht. Paus Franciscus spoort ons in zijn rondschrijven ‘De vreugde van het Evangelie’ aan om die vreugde, die dieper gaat dan plezier, zichtbaar te maken. Die vreugde heeft te maken met vertrouwen in God, de gever van ons leven. De Paus zegt dat de kern en het wezen van het Evangelie altijd dezelfde zijn: ‘God heeft zijn onmetelijke liefde geopenbaard in de gestorven en verrezen Christus’ basisvoorwaarde voor ons bestaan als gelovige. Dat geeft ons perspectief, moed in het huidige, niet altijd gemakkelijke, bestaan; hoop te mogen delen in het leven van onze Heer. De vraag is dan: leven we wel voldoende vanuit dat perspectief? De Paus zegt in zijn rondschrijven ook, dat hij ‘de mooiste en meest natuurlijke uitingen van vreugde gezien heeft bij arme mensen die weinig hebben om zich aan vast te klampen. Ik herinner me ook (zegt hij) de vreugde van mensen die ook al zijn ze belangrijk, een gelovig, vrijgevig en eenvoudig hart bewaard hebben’ (n.7). Daarmee nodigt paus Franciscus ons uit tot bezinning nu onze aandacht voor vele -ook vaak oppervlakkige- zaken wordt gevraagd. De voldoening die zij opleveren is maar van korte duur en niet wezenlijk van belang voor een zinvol leven. Tenslotte nog een citaat uit zijn rondschrijven: ‘Moge de nu eens angstige dan weer hoopvol zoekende wereld van onze tijd de Blijde Boodschap ontvangen, niet van bedroefde, ontmoedigde, ongeduldige en angstige dragers, maar van dienaren van het Evangelie, wier leven vurigheid uitstraalt, die als eersten in zichzelf de vreugde van Christus hebben ontvangen’ (n.10). Mogen wij van die dienaren zijn. Laten we derhalve moed houden en bereid zijn ‘verantwoording af te leggen voor de hoop, die in ons leeft’ (1 Petrus 3, 15). In de nacht, terwijl we slapen, kan God het zaad laten ontkiemen, dat wij hebben gezaaid. Daarop mogen we vertrouwen.