Overweging Emeritus pastoor Reijnen:
Lezingen: Sirach 14, 15-20; 1. Korintiërs 2,6-10; Matteüs 5, 17-37
Opnieuw, beste mensen, zijn onvoorstelbaar velen mensen getroffen door een ramp, een aardbeving in een gedeelte van Turkije en Syrië. Hoe kwetsbaar zijn we, vooral op plekken, die gevoelig zijn voor natuurrampen als aardbevingen en vloedgolven van zee (tsunami’s). Het gevolg is wel dat mensen van welk geloof of levensbeschouwing ze ook zijn, zich ervan bewust zijn ‘samen mens te zijn’, samen de voorwaarden delend waaronder wij, mensen, bestaan. Het betekent, dat de ramp velen buiten het rampgebied zo zijn geraakt dat van alle kanten hulp geboden wordt. Het is prachtig en ontroerend hoezeer mensen voor elkaar op kunnen komen en elkaar behulpzaam kunnen zijn. Des te betreurenswaar-diger is het, als door politieke onenigheid, hulp niet op gelijke wijze ter beschikking staat van allen. In Syrie zijn bepaalde gebieden nog grotendeels verstoken van hulp. Klaarblijkelijk worden niet alle politieke regimes gestuurd door overwegingen van menselijkheid. Zelfs het menselijk leed, veroorzaakt door de aardbeving wordt ingezet als wapen voor het bereiken van eigen politieke doelen. Wij, mensen zijn niet alleen kwetsbaar doordat we overvállen kunnen worden door natuurrampen, maar ook nog eens door schade en leed, die we elkaar kunnen aandoen. Denk aan situaties van oorlog en geweld, van armoede, onderdrukking en dreiging.
Dit soort situaties kunnen zich ook voordoen in onze eigen samenleving. Neem ‘dreiging’. In onze nieuwsuitzendingen is ‘dreiging’ een regelmatig onderwerp. Prinses Amalia is bedreigd en woont daarom thuis, politici worden bedreigd, schrijvers en journalisten, advocaten worden bedreigd. Gelukkig dat er beveiligers zijn. Maar dat ze nodig zijn laat zien dat onze samenleving verre van volmaakt is.
Kunnen wij, christenen ín onze wereld een eigen geluid laten horen en ons daarnaar gedragen? Ja, dat kan. We grijpen daarvoor terug op wat de H. Schrift ons daaromtrent leert. Ons geloof in God, die met ons is en ons zijn voorstellen ingeeft om zinvol menselijk te handelen, is daarvan de bron. De eerste lezing uit het Boek Wijsheid van Jezus Sirach, wijst ons op onze eigen verantwoordelijkheid om het goede te doen: ‘De Heer heeft zelf de mens in het begin gemaakt en hem de vrijheid gegeven zelf te beslissen’.. Vanuit onze vrijheid om zelf te beslissen kunnen we ervoor kiezen het goede doen al is dat vaak verre van gemakkelijk. In de tekst: ‘Als je wil kun je de geboden naleven en trouw zijn aan Zijn wil. In het doen van het goede, worden we door God ondersteund: ‘De ogen van de Heer zijn gericht op degene die ontzag voor Hem heeft’.
Wat is dan het goede? Daar zijn verschillende antwoorden op te geven naar gelang de situatie waarin we verkeren. Daarvoor gaan we te rade in het Evangelie van Matteüs, in zijn weergave van de Bergrede, waarin Jezus zijn programma ontvouwt. Vandaag verzet Jezus zich tegen de farizeeën en schriftgeleerden, die menen dat gerechtigheid berust op hun eigen prestaties. Zij ‘zullen zeker niet binnengaan in het Koninkrijk der hemelen. Jezus grijpt ook terug op gebod 5 van de zogenoemde 10 geboden in de Wet van Mozes: ‘Ge zult niet doden’. Jezus scherpt dat aan en breidt het uit tot het respectvol behandelen van onze naaste. Deze uitschelden, dat kan voorkomen bij conflicten, is al teveel. Integendeel: je met je medemens verzoenen, zeker als je aan de eredienst wil deelnemen. We kunnen ons afvragen hoe staat het bij onszelf? Wat doen we zelf in het geval van conflicten, want die kunnen er zijn onder mensen. We kunnen ons afvragen ‘hoe staat het met onze samenleving als we ervaren hoe moeilijk het klaarblijkelijk is om geweldloos, respectvol, liefdevol met elkaar om te gaan. Onze wereld lijkt vol geweld en dreiging, vol van het tegengestelde van Gods bedoelingen dat we respectvol, vergevingsgezind en vol liefde met elkaar omgaan. Des te belangrijker, dat we door woord en daad als christenen andere accenten zetten. Laten we dat proberen. Amen.
Overweging Kapelaan Siju:
Beste mensen, van jongs af aan worden wij aangemoedigd te doen wat ons gezegd en gevraagd wordt. Als we jong zijn luisteren we naar- en leren we van onze ouders. We volgen hun voorbeeld en doen wat ze ons vragen te doen. Dit gaat door wanneer we naar school gaan; de leerkracht vraagt ons op een bepaalde manier te gedragen en verwacht van ons de regels van de school te volgen. Er zijn verkeersregels om ons te helpen veilig te rijden met zorg en aandacht voor andere bestuurders, voetgangers en fietsers.
Religie heeft ook regels en dat gold in de tijd van Jezus net zo goed als nu voor ons. Er bestaat echter altijd het gevaar dat de letter van de wet belangrijker wordt dan de geest van de wet. Er bestaat altijd het gevaar dat de wet belangrijker wordt dan de godsdienst die men wil leiden en handhaven.
Vandaag horen we in de eerste lezing en in het Evangelie over Gods geboden en Gods Wet. In de eerst lezing begint Sirach als een echte trainer, Hij zegt: “Je kunt het. Je kunt de geboden onderhouden; als je maar wilt.” Het brengt ons in herinnering hoe het Oude Testament dikwijls met grote bewondering en eerbied spreekt over de Wet van Mozes. Die Wet was een groot cadeau van God aan zijn Volk. God als de trainer, de Wet als het trainingsschema.
In het evangelie zegt Jezus zelfs dat Hij niet is gekomen om de Wet of de Profeten op te heffen, maar om ze in vervulling te brengen. Zoals wel meer het geval is, zet Hij zich daarbij af tegen de Schriftgeleerden en de farizeeën. ‘Als uw gerechtigheid die van de Schriftgeleerden en farizeeën niet ver overtreft, zult gij niet binnengaan in het Rijk der hemelen,’ zegt Hij.
De reden waarom Hij die mensen afwijst, is dat ze hun geloofsbeleving herleid hebben tot het letterlijk naleven van de 633 geboden en verboden die de Wet telde. Ze herleiden die geboden en verboden dus tot uiterlijke gedragingen. Ze leven wel volledig naar de letter, maar niet naar de geest van de wet.
Farizeeën en Sadduceeën waren de twee groepen die alle riten en rituelen van de Joodse godsdienst beheersten en organiseerden. Jezus zei echter tegen het volk: “Breng niet in praktijk wat zij prediken. Zij binden zware lasten en leggen die op uw schouders, maar zullen zij een vinger uitsteken om ze te verplaatsen? Zij niet! Ondanks hun goedbedoelde bedoelingen hadden zij de letter van de wet, het hart en de geest van de wet, laten inhalen.
Toen de Sadduceeën bij een andere gelegenheid vroegen welk het grootste gebod van de wet was, antwoordde Jezus: “U moet de Heer, uw God, liefhebben met heel uw hart, heel uw ziel en heel uw verstand en u moet uw naasten liefhebben als uzelf”. Deze woorden van Jezus zijn vandaag even krachtig en relevant als toen hij ze voor het eerst uitsprak. Ze zijn evenzeer voor ons bedoeld als voor hen die ze voor het eerst hoorden.
Maar al te gemakkelijk kunnen we worden zoals de Farizeeën en de Sadduceeën; we kunnen soms slaven worden van de wet van het evangelie en missen waar zijn boodschap van hoop en nieuw leven werkelijk over gaat. Paus Franciscus zei: “mensen die rigide aan de wet gebonden zijn, lijden pijn, zijn trots en leven vaak een dubbelleven. Gods wetten zijn niet bedoeld om ons tot slaven te maken, maar om ons vrij te maken, om ons tot kinderen van God te maken. God geeft de voorkeur aan barmhartigheid, tederheid, goedheid en nederigheid. Moge de Heer ieder van ons leren om met deze manieren binnen de wetten van de Heer te wandelen.’
Jezus vraagt ons binnen zijn respectvolle en oprecht liefdevolle kaders te leven die het evangelie ons leert, niet om de wet te overtreden. Hij roept ons op verder te gaan dan de letter van de wet en onze waardering voor de boodschap van het evangelie te verdiepen. Het goede nieuws van het evangelie is meer een zaak van het hart dan van het hoofd. Mogen wij de Heer, onszelf en onze naasten liefhebben met heel ons hart, heel onze ziel en heel ons verstand.
Amen.